United States or Nauru ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Het kennen van het oude geloof", zegt Carlyle, "brengt ons in nauwer en zuiverder betrekking tot het Verleden tot onze eigen bezittingen in het Verleden. Want het gansche Verleden is het bezit van het Heden; het Verleden had steeds eenige waarheid, en is een kostelijk bezit."

Het eenige, waarover ze zich bij dat buitenkansje te beklagen hadden, was de verdwijning van meneer Rustig en den kotter; zeker was hij door een schot van de kanonneerboot in den grond geboord en de gansche bemanning verdronken.

De Schepper aller waereld is zijn innige vertrouwde, Hem kent hij beeter dan vader, moeder, liefste of kind. Van uur tot uur leeft hij met hem, in bangen en langen, in verrukking en beproeving. Hoe kennen wij onze lieven? wie heeft een ganschen mensch gezien? Huid en oogen zien wij, wij voelen handen en hooren stem. Maar de gansche mensch is onzen zinnen een verborgenheid.

Deze laatste is de roem aller Perzen, de lieveling van het geheele hof, ja van het gansche land, de hoop van alle waardigheidsbekleeders en onderdanen. Hij is even schoon als edel, even deugdzaam als beminnelijk.

De brief werd in de post gestoken, en van dan af wachtte Bavo met koortsig verlangen op het antwoord. Er verliepen ééne week, twee weken, eene gansche maand. Elken middag en elken avond, als Bavo zijn bureel verliet, liep hij met groote haast naar huis, en zijn eerste woord was telkens: "Welnu, welnu, moeder, is er niets gekomen?"

Je moest een voorbeeld aan je vrouw en dochter nemen kapitein, en wat meer eergevoel toonen." Mevrouw Armelo geeft, sterk knikkende, bewijzen van toestemming. Eva is vuurrood geworden. Helmond ziet links en rechts.... naar Eva, naar papa, naar Kartenglimp, en zijn gansche houding teekent onrust.

Schoon dat het gansche rijck moet tol* of schattingh geven, Wy lyden even-wel een onbekommert* leven, 810 Geen hooft-gelt op het volck, geen lasten op het lant En worden oyt geverght aen onsen vrijen stant. Wat dienter meer geseyt? wy zijn geduchte* lieden, Die geen verheven vorst, geen prins en kan gebieden.

Men kon ze echter niet zien. Hij had zich dikwijls afgevraagd of 't in waarheid wel klokken waren en of dat beiaardspel niet feitelijk een snarenspel zou zijn. Een bedriegsel, een bedriegsel, menschen.... Maar schoone was 't gansche gedoe. Kantewaarts, onder de euzie, was een slot.

Op het hoofd draagt het beeld een reusachtig, monsterachtig kapsel, dat de gansche figuur verplettert. De kleeding is rijk versierd met kralen en parelen en drie groote medaillons, twee op de schouders en een op de borst.

Ge waardeert toch den fijnen tact van den meester, dat hij in deze voorstellingen der legende ruimer plaatse schonk dan der strenge kritiek? Is niet deze gansche Wartburg één groot, in steen gehouwen gedicht?