United States or Indonesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


In een schuur achter het woonhuis is de dorschvloer en daarboven de bergplaats voor koren, hooi en andere gewassen ..." Aldus Gallée, Het Boerenhuis, bl. 57, 58. De uitdrukking "in het noorden van Limburg, beoosten de Peel en ten noorden van Tegelen" kan ik niet beamen. Ik ontken niet het bestaan van enkele hoeven, die dezen vorm vertoonen, benoorden Tegelen b.v. te Well, Bergen, Gennep enz.

Gallée: "In de laatste vijf en twintig jaren hebben groninger boeren aangevangen de heidevelden aan de Dedemsvaart te ontginnen. Zij hebben hunne huizen en schuren daar naast die van den overijsselschen landbouwer gevestigd. Men zou verwachten, dat zij hun bedrijf zoo inrichtten als de sinds eeuwen en eeuwen daar gezeten boer; maar neen.

Zie Gallée, Volkskunde XIII, 84, 122; Waling Dijkstra, Uit Friesland's Volksleven I, bl. 404; De Cock, Spreekwoorden en Zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden, bl. 129, 217; Heuvel, Volksgeloof en Volksleven, bl. 330; Schrijnen, Essays en Studiën, bl. 78; Volkskunde XIV, bl. 101; XX, bl. 69; XXV, bl. 164; Limburg's Jaarboek I, bl. 181; XVI, bl. 13; Rond den Heerd XXV, bl. 154.

Gallée noemt het Saksische type liever het halle-huis, omdat het toch ook bij anderen dan Saksen gevonden wordt; en het Frankisch-Keltische huis noemt hij liever het langgevel-type, of het huis met den breeden, horizontalen voorgevel. Dit is ongetwijfeld juist.

Hierover hebben ook Dr. Jos. Schrijnen, in zijn hoogst belangrijk boek over "Nederlandsche volkskunde", Prof. J. H. Gallee in zijn werk over "Het boerenhuis in Nederland en zijn bewoners", en Prof. L. Bolk in zijn verhandeling over "De bevolking van Nederland in haar anthropologische samenstelling", hun zienswijzen en de resultaten van hun studiën neergelegd.

Het meest complete en het meest als een wetenschappelijke verhandeling bedoelde werk, is echter de reeds hierboven genoemde standaard-uitgave van Professor J. H. Gallée, over "het Boerenhuis in Nederland en zijn bewoners."

Een geheel zelfstandige serie platen en een opstel van Professor Gallée zelve, en een over de Anthropologische samenstelling van de bevolking van Nederland, van de hand van Prof. L. Bolk, is aan deze uitgave die eigenlijk in hoofdzaak over de boerenwoningen gaat toegevoegd.

Zij herinneren, evenals die op -woud, -holt, -loo, -horst, aan het feit, dat zoovele oude nederzettingen werden gevestigd aan den rand van een bosch. Langzamerhand werden de boomen gerooid en het land omgeploegd, en aldus voor bouwland geschikt gemaakt, en zulk land heette rode of rade. Zie over dit onderwerp vooral Gallée, Nomina Geographica Neerlandica II, bl. 32 vlg., III, bl. 348, 352; Jos.

"Wie veel den acker ploeght, wanneer hy is besayt Die breekt sijn eerste werck, en maeckt 't et al bekayt." "Wis soo ghy langer blijft, soo isset al bekaeyt." Over dit woord: Van Wijk-Frank, Etym. Wdb; Gallée, D. Literaturz. 1884, kol. 1340. de Vries, Warenar, 190. Mag. Ned. Taalk. Halbertsma, Letterk. Naoogst I, 64; ook van Helten, Woordafl.-proeven 9 noot. de Woordenbkn.

Noordelijk van de Waal vindt men het, volgens Gallée, Het Boerenhuis, bl. 63, hier en daar in de Betuwe, benoorden den Rijn langs den Veluwezoom, verder bij Amerongen, Bunnik, Utrecht, Harmelen, Woerden. Dan nog verspreid in het Gooi, bij Amersfoort en eindelijk bij Harderwijk, Nunspeet en op de Veluwe, o.a. bij Kootwijk.