United States or Mexico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mijn vriend, antwoordde Lamme, wie van koorden spreekt voor zijn evennaaste, draagt een hennepen kraag om den hals. Gij zult hem dragen vóór mij. Dat is mijn hertelijke wensch, sprak Uilenspiegel. Aan de galg zal uwe vuile tong eene el lang uit uwen bek steken, antwoordde Lamme. En de beide vrienden proestten van 't lachen.

Bemint gij niemand? vroeg hij. Ik bemin u als mijn evennaaste; maar vóór alles bemin ik Onzen Lieven Heer en Zijne Moeder de Heilige Maria, die mij bevelen in kuischheid mijn leven te slijten. Hard en zwaar zijn mijne plichten, doch de Heer is ons, armen vrouwen, behulpzaam. Nochtans zijn er die bezwijken. Is uw dikke vriend vroolijk van aard?

Er werden vragen voorgesteld aangaande de nijverheid en de verdeeling van het werk, aangaande de geweefsels in het algemeen en het katoen in het bijzonder, aangaande de beginselen der mekaniek en den aard der stoffelijke krachten, die de mensch aanwendt tot het vergemakkelijken van zijnen arbeid, aangaande de spaarkassen en de genootschappen van onderlingen bijstand, en eindelijk aangaande de plichten van den mensch jegens God, jegens zich zelven en jegens zijnen evennaaste; in één woord aangaande alles, waarvan de kennis deze kinderen tot behendige werklieden, tot goede huisvaders en tot verlichte burgers van een vrij vaderland kon maken.

"Het is waar, er staat geschreven: doe niet aan anderen wat gij niet wilt, dat u gedaan worde, maar dit is slechts een gedeelte der wet, want er staat nog geschreven: bemin God bovenal en uwen evennaaste als u zelven. Men betracht slechts ten halve zijnen plicht, wanneer men geen kwaad doet, men moet het goede volbrengen, waartoe de hemel ons de macht verleende.

Met eene droge, doffe stem antwoordde hij: "Mijn vader, ik meet den afstand, die mij van de eeuwige schande scheidt. Nog vier uren, en ik zal een vloekbaar en een gevloekt schepsel zijn; mijne handen zal ik in het bloed van mijnen evennaaste gedoopt hebben. O, ijselijke zekerheid!

Toen wierp hij een stuk van zijn brood in 't water, want wie zijn maaltijd niet deelt met zijn evennaaste, is niet weerd dat hij leeft. Een grondeling kwam het brood rieken en opende onnoozel den bek, in den waan, dat het brood er van zelf ging in vallen. Terwijl hij aldus in de lucht keek, werd hij eensklaps ingeslikt door een verradelijken snoek, die als een pijl op hem was toegeschoten.

En 't was wonderlijk ze te hooren kuchen, babbelen, snappen en, met hare priemen onder de oksels, te zamen den naam en de eer van den evennaaste te hooren schenden en rooven. Wanneer Judocus zag, dat zij goed in gang waren, smeet hij eenen borstel in 't vuur, die door het schroeien der haren de lucht met een geweldigen stank vervulde.