United States or Lebanon ? Vote for the TOP Country of the Week !


De weg dien hij volgde, doorsneed, van den Bezuidenhoutschen weg, het schoone Haagsche bosch in een schuine richting. Reeds was hij het einde van zijn tocht nabij, reeds zag hij door de uiterste stammen aan de noordzijde de zilveren duinen blinken, en ontwaarde hij zijn hoeve, welke door den ouden Esser bewoond werd.

Bij deze laatste woorden schoot Adelgonde de geschiedenis van den ouden Esser te binnen; met weinige woorden deelde zij haren pleegvader den inhoud van Essers verhaal en diens angstige bezorgdheid mede; besluitende met haar natuurlijk vermoeden: dat de gewaande prins niemand anders dan de geredde knaap zou zijn.

Nou stil maar, je zult goede dagen hebben; daar, zwartje! daar heb je een kameraad!" en de tweede gevangene gleed bij de eerste in de overdekte mand. "Maar Burgman," ving Esser aan, die de vroege wandeling niet had ondernomen om den ouden dienaar in het haantjesvangen behulpzaam te zijn: "ik moet den graaf spreken. Is zijn genade al bij de hand?

"Intusschen, oude man," vervolgde zij tot Esser: "zal ik den graaf bij zijne terugkomst dadelijk met de zaak bekend maken. Verontrust u niet; reken op de deugd van uw kleinzoon. Ga u eerst in de keuken wat ververschen, en keer dan welgemoed naar uwe hoeve terug." Esser schudde nogmaals het hoofd.

Esser trad met den hoed in de hand op Adelgonde toe, terwijl de gekrenkte Burgman met een langzaam vleiend: "Kip! kip! kip!" zijn derde slachtoffer zocht meester te worden, dat hij ook weldra bij de anderen in de mand liet glijden, om ze vervolgens naar de mestkooi te brengen.

Zet nog een oogenblik uw waakzaamheid voort. Plaats u voor den ingang uwer woning, en zorg dat niemand er binnen treedt terwijl wij den slapende wekken, hem van zijne onreinheid zuiveren en een voegzamer kleeding zullen aantrekken." Esser scheen besluiteloos.

"Ja, indien gij den graaf moet spreken dan hadt gij maar vroeger moeten opstaan," antwoordde Burgman verstoord, dewijl Esser het haantjesvangen "zijn tijd te verbeuzelen" had genoemd: "De graaf is reeds lang vertrokken, maar indien gij zoo iets belangrijks hebt mee te deelen, daar komt de freule, die u misschien te woord zal willen staan."

Langzaam rees hij op; gaf bevel om terstond zijn paard te zadelen; besteeg het weinige oogenblikken later, en het dier in den stap dwingende, sloeg hij den weg in, die hem naar de woning van Esser zou voeren. Reeds had de zon de grootste helft van haar dagelijkschen loop volbracht, toen Alonzo, uit Den Haag in de hoeve aan het duin terugkeerde.

"Wel Esser, wat voert u zoo vroeg naar het kasteel?" riep de fungeerende pluimgraaf den nieuwaangekomene toe: "Gij schijnt haast te hebben. Proe! slokhals! gunt ge dien anderen niets? Wacht! jaag me die kleine zwartkuif eens even hier op aan.

Ene bloeme, dat en es niet: Ende esser nemmer toe ghesciet, Daer omme en salie den boom niet haten, Noch te copene daer omme laten, Want hi es so scone ghedaen. Ic sie daer op so meneghe bloeme staen Met groten hope sonder ghetal, Daer edel vrucht af comen sal, Opdat god ghedoghen wille. Nu doet ewelijc hier af een ghestille Ende comt met mi, wel scone wijf.