United States or Mozambique ? Vote for the TOP Country of the Week !
't Weder was soete ende scone, Die sonne verbaerde an den trone Joliselike an die morghenstonde, Menich vogelyn dat begonde Daer singen met soete gelude; Bedauwet waren bome ende crude Tot dien dat die sonne op quam. ............................. Entie maget quam an dat foreest Daer die vogele hadden feest, Elc sanc na der nature sine, Daer stonden scone bloemkine Op dat groene velt ontploken.
De bewerker der Disticha Catonis namelijk verhaalt ons in zijn proloog: Als ic die minne sach, ic louch; Nu haticse al in minen sinne Die minne draghen entie minne Ende hebbe ghekeert minen moet An die ghenen die siin vroet. Wij hoorden vroeger een paar dezer dichters: MAERLANT en WILLEM VAN AFFLIGHEM, op minachtenden toon spreken over andere dichters die zij menestrelen noemen.
Zoo b.v. vs. 7811-'14: Aldus in dien dorwitten vleesche Die nagle zwart als iet vereesche Entie wonde van der zide Bloeide als ene rose blide. Vgl. over dit alles de voortreffelijke Inleiding en Aanteekeningen op de uitgave der Strophische Gedichten door FRANCK en VERDAM. Vgl. over den dialoog: Inleid. der Stroph. Ged., LXXX; EBERT, Allgem.
Woord Van De Dag