United States or Saint Kitts and Nevis ? Vote for the TOP Country of the Week !


Van middag kom ik klaar met het werk daarginder in het schoolgebouw, en dan ga ik van nacht met de stoomboot naar de stad terug. Goede reis! ENGSTRAND. Dank je wel, kind. Morgen zal het gesticht immers ingewijd worden en dan zal het hier waarschijnlijk een groote herrie worden met veel drinken, zie je.

ENGSTRAND. Ik ben aan de zwier geweest gisterenavond.... REGINE. Dat geloof ik graag. ENGSTRAND. Och ja, wij zijn maar zwakke schepsels, kindlief.... REGINE. Ja, dat zijn wij wel. ENGSTRAND. ... en de verleidingen zijn menigvuldig in deze wereld, zie je...; maar toch was ik, zoo waar als God, om half zes van morgen vroeg al weer aan het werk.

ENGSTRAND. Kom maar bij mij in de stad wonen, zeg, dan kan je japonnetjes genoeg krijgen. REGINE. Poeh! Dat kan ik op mijn eigen houtje ook wel, als ik er lust in heb. ENGSTRAND. Neen, aan een leidende vaderhand gaat dat beter, Regine. Nu kan ik een mooi huis krijgen in de Kleine Havenstraat.

Hij ... die Engelschman ... die met zijn pleizierjacht ... hij gaf wel driehonderd thalers ... en zij was niks mooier dan jij, zeg. Er uit, zeg ik je! Nou, nou; jij zal me toch niet gaan slaan, ? REGINE. Jawel! Als je nog iets van moeder zegt, dan sla ik je. Er uit, zeg ik je! En sla niet met de deuren; de jonge mijnheer Alving.... ENGSTRAND. ... die slaapt, jawel.

Neen, wat bliksem,... het zou iets moeten zijn voor scheepskapiteins en stuurlui en ... en echt nette menschen, zie je. REGINE. En dan zou ik...? ENGSTRAND. Jij zou mij daarbij moeten helpen, ja. Alleen zoo maar voor den schijn, dat begrijp je wel. Je zult het waarachtig niet moeilijk hebben, kindlief. Je kunt het net zoo goed hebben als je maar wilt. REGINE. Jawel ... o ja!

MEVR. ALVING. Denkt u misschien dat Alving reiner was, toen ik met hem naar het altaar ging, dan Johanne was, toen Engstrand zich met haar liet trouwen? DOM. MANDERS. Ja, maar dat is toch een hemelsbreed verschil.... MEVR. ALVING. Volstrekt niet. Er was wel een groot verschil in den prijs,... een armzalige driehonderd thaler en een heel fortuin.

Je handelwijze is ten eenenmale onverantwoordelijk geweest, Engstrand; en van nu af is het uit tusschen ons. Ja, dat zal wel ... dat begrijp ik. DOM. MANDERS. Ja, want hoe zou je je wel kunnen rechtvaardigen? ENGSTRAND. Maar had zij zich dan nog meer moeten vertramponeeren door er over te babbelen?

ENGSTRAND. En dat zoo iets gebeuren moet met een weldadige inrichting, die nuttig zou geweest zijn voor stad en land, zooals ze zeggen. De couranten zullen dominee ook niet zachtjes aanpakken, vrees ik. DOM. MANDERS. Daarover loop ik juist te denken. Dat is haast het ergste van alles. Al die hatelijke aanvallen en beschuldigingen...! O, het is vreeselijk daaraan te denken!

REGINE. Vertrek hoe eer hoe liever wat mij betreft. ENGSTRAND. Ja, maar ik wil dat jij meegaat, Regine. Dat ik meega...? Wat zeg je nòu? ENGSTRAND. Ja, ik wil dat je mee naar huis gaat, zeg ik. Nooit in der eeuwigheid krijg je mij mee naar huis. ENGSTRAND. Dat zullen we eens zien. REGINE. Ja, dat zal je net eens zien.

En het huis voor de zwervende zeelui zal heeten "Kamerheer Alvings Tehuis". En als ik het huis naar mijn goedvinden besturen mag, dan durf ik beloven, dat het den kamerheer zaliger waardig worden zal. Hm ... hm! Kom nu, mijn waarde Engstrand. Vaarwel, vaarwel! Wat is dat voor een huis waar hij van sprak? MEVR. ALVING. Dat is een soort asyl dat hij en dominee Manders willen oprichten.