United States or Mexico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ach, had des Hoogsten gunst u daar toe uitgelezen, Om Heiland van Elpine, en haar Gemaal te wezen!" Ik zweere 't by uw schoon, by mijne onbluschbre vlam: ik voere u 't Eden in, dat Hij uw' oudren nam. Het kroost der Englen zal met dat der stervelingen Niet wriemlen over de aard met eeuwig handenwringen.

Ik sloeg mijn blikken, tranenblank, omhoog En zag een regen leek 't van hemelsch manna Een rij van englen keeren tot hun Heer. Een teeder wolkje zwevend vòòr hen toog, En allen zongen juichende: "Hosanna!" Niets hoorde ik dan dien jubel keer op keer.

Welk een throon Voor 's Vaders Zoon! Is dan 't gapend graf een woning Voor den Hemelkoning? Ach, wat angsten lijdt Hij! Ach, wat doodskamp strijdt Hij, Bloedende overal! Is van al Zijn vrinden Dan niet éen te vinden Die Hem redden zal? Menschen gaan Voorbij, en staan 't Wee, dat de Englen weg doet schrikken. Grijnzende aan te blikken!

Mist gij hier vrienden en verwanten, Wat nood, als hier en overal Een leger blinkende trawanten Uw eenzaam pad omstuwen zal? Wat nood, of hier de dierbren scheiden, En niet éen pelgrim met u gaat, Wanneer Gods Englen u geleiden, En Jezus u ter zijde staat? Waarheen zich ook mijn schreden wenden, Des Heeren voetbank draagt mij nog!

Twintig Eedlen, hoog van wapen, tusschen Maze en Leek vermaard, Twintig Jonk- en Edelvrouwen, aan dien Ridderstoet gepaard, Veertig knapen, hooggeboren, dienende aan den rijken disch Wie nog vraagt er van dat feestmaal, of 't een Arckel waardig is? Aan de zij' des grijzen Burchtheers, Vrouw Joannaas plaats weleer, Voor haar de englen tot zich riepen, zit de grijze Abdisse neer.

Boven die sfeer die 't allerwijdste kringt Vermag mijn geest als stille zucht te stijgen; Een nieuw begrip, dat Liefde in leed verkrijgen Mij deed, heeft hem tot zulk een vlucht bezwingt. En daar, waarheen heel zijn verlangen dringt, Ziet hij een Vrouwe voor wie de englen neigen; Zòò stralend dat mijn pelgrim-geest in d' eigen Lichtgloed haar schouwt, die uit haar wezen blinkt.

En komt dan eens de jongste dag, Dan zal het ligchaam, dat daar lag, Zig levend weêr vertoonen. Dan voeren de Englen van beneên U zingend naar den Hemel heên, Om eeuwig daar te woonen. Mijn lieve kinders schrikt dan niet, Wanneer gij doode menschen ziet; Zoudt gij voor lijken beven? Zegt liever vrolijk deze man, Die hier niet zien of hooren kan, Mag in den hemel leven.

En veile vlammen sprongen op, En gele sterren dansten ijl, Adam's lijf schemerde anders rood, Ik hoorde woorden warrig En englen vloden. Englen vloden met roode vlerken, Vleugels stoven als rose blaeren, De nacht zwol open tot een groot, rood hart, Hij was mijn god, mijn heer.

Afgesneden Van 't Godlijk menschenkroost, bewoners van zijn Eden, Bleef Adam nog de schuts der Englen toegezegd, En, by die Englen, ook der spruiten van zijne echt. Wy zweefden om zijn koets, die van de lamm'renvachten Gespreid was, die zijn hand op 't veldaltaar moest slachten Als 't eerste zuiglam blaatte aan moederlijke speen, En smolten onze beê met zijn gebed in één.

Zoo woont de zaalge Beatrice omhoog; In 't rijk der englen toeft ze in eeuwgen vrede En liet ook u, gij vrouwen, hier alleen.