United States or Guam ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ach, dames, en meneer, sprak hij troostend, dat is allemaal zoo erg niet en wij kunnen u misschien wel helpen. Wij gaan niet verder dan Holland, wij blijven daar bij familieleden het einde van den oorlog afwachten. Laat het hondje bij ons, wij zullen er goed voor zorgen. Gij ziet het; Elsatje is er dol op, het beestje zal niets tekort hebben.

Wij konden 't in ons hart niet gevonden krijgen om hem te verlaten, zei hij, iets kalmer en reeds vagelijk zich schamend. De dikkerd en zijn vrouw glimlachten zwakjes, en knikten zwijgend goedkeurend, nog gansch verbouwereerd door de gebeurtenis; maar Elsatje barstte plotseling in hevige tranen uit. Dat vermurwde heelemaal het hart van den ouden militair.

De schroeven van de boot begonnen 't water op te malen. O man, man, wat heb je toch gedaan! schreide verwijtend de generaalsvrouw. De schoonzuster schreide zonder nog iets te durven zeggen. Driftig haalde de generaal zijn schouders op, nam voorloopig geen notitie meer van de twee huilende vrouwen. Zenuwachtig-gesticuleerend stond hij vóór de twee dikkerds en vóór Elsatje met Rikiki.

Zij overwonnen heldhaftig met kauwen 't weerspannige vleesch en verklaarden dat het heel lekker was. Alleen Elsatje vond het wat taai en snoepte maar liever uit haar bonbondoos. Zal je ons dus gauw over het hondje schrijven? vroeg de generaal, haar zacht blond hoofdje aaiend. Elsatje, den mond vol met zoetjes, beloofde 't plechtig.

Hij drukte hen de hand en zoo deden ook de dames en hij zoende nog een laatste maal Elsatje, op beide wangen. Rikiki werd in zijn mandje geduwd en 't deksel viel er op neer, als op een doodkist. Zij spoedden zich over de brug naar beneden... De generaal en de twee dames hingen naast de andere passagiers over de verschansing en staarden in de menigte op de kade.

Toen de boot eindelijk in de Hollandsche haven landde, hielden zij zich als één familie bijeen om in de akelige drukte elkaar niet te verliezen en het klein Elsatje droeg met moederlijke teederheid en met stralende oogjes van geluk het mandje van Rikiki, die haar reeds kende, zeide zij, en die zij voortdurend streelende woordjes tusschen de reetjes der teenen toefluisterde en af en toe, wanneer de anderen het niet zagen, dwars door het zorgvuldig gesloten dekseltje, zoentjes toezond...

Daar zagen zij de dikkerds staan naast Elsatje, die weer het mandje had geopend om hun tot het laatste oogenblik nog Rikiki te laten zien. Zij zagen het aardige diertje midden in die drukke foule, zij zagen niets dan hem en riepen nog zijn naam en zonden hem kushandjes toe. Zij wenschten dat de boot nu maar zoo spoedig mogelijk vertrekken zou om van die laatste foltering verlost te zijn.