United States or Malaysia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Beslissende veldslag, die de Reuzen tot voor de muren van Hanoch terugslaat. De Paradijsgeesten ontwaren dat Semeaza hen niet bijstaat. Hoe zou het kunnen, tegen Elpine en haar broeder? Hij verzaakt de algemeene belangen om het kroost dat hij van Elpine wacht, en ondertusschen dreigt de volkomen ondergang der Reuzen met de inneming van Hanoch!

Bij D.C. wordt hij een toonbeeld van kwaadaardigheid, die een boosaardig plan jarenlang kan doen rijpen, om het eindelijk door dien zoon van zijn geliefde Elpine, die hij daartoe tot een zedelijk monster vormt, te doen uitvoeren: een plan waarvan niets blijkt in de bestaande zangen; daar integendeel, op de eenige plaats waar van dit voornemen tot opstand gesproken wordt, de woorden van den Paradijsgeest iets geheel anders doen verwachten.

Zoo kennen wij uit B. den Paradijsgeest, minnaar van Elpine, als een hartstochtelijk wezen, dat alleen door overmaat van liefde voor haar en voor het kroost dat hij van haar wacht, een roekeloos voornemen opvat, waarvan het uitspreken alleen hem bijna bezwijken doet onder een geheimzinnige wroeging.

Men zou "betrok" willen lezen; maar de dichter kan hier eene archaïsme bedoeld hebben met verwante beteekenis. IIe Zang, vs 435, bl. 27, rl 14 v. b. Hier worden de gevolgen van de roekelooze voornemens van haar minnaar door Elpine voorzien, zooals de dichter die in zijn gedicht meende te ontwikkelen. IIe Zang, vs 449, bl. 27, rl 9 v. o. Neen, de almacht heeft voor ons uw Eden toegesloten.

Vergeefbrer lust voor 't minst, Dan blozende appels, of gevaarlijke overwinst Van kennis, ons te hoog, vervoerde ons. Ach, Elpine! Hy weet het, die ons kent, de vleklooze Ongeziene; 't Was alles weggesleept, betooverd, zich ontvoerd; En de Engel zweeg in 't hart, door 't maagdlijk schoon geroerd.

De levensperken echter van het menschelijk geslacht, zooals het toen volgens de bijbelsche oorkonde was, in aanmerking genomen, is een leeftijd, als dan aan Elpine wordt toegesehreven, nog jeugdig; ofschoon men het dan als eene voorzichtigheid in den dichter prijzen moet, dat hij het getal harer jaren niet gespeld en ons daardoor den zonderlingen indruk gespaard heeft, dien Hoogvliet, in Abraham, op ons maakt, wanneer hij Sara dus sprekende invoert: "Zou dan dit schijnschoon nogh zoo groot een onheil baren, In mijnen ouderdom van vijf en zestigh jaren?"

Keer weder tot u zelv'! Ja, Lucifer bezweek aan 't Hemelsche gewelf; En gy, des menschen kroost, omstuwd van sterflijke armen, Bestrijdt Gods vonnis? Neen, toon deernis, toon erbarmen, Toon liefde aan uwe Elpine, aan haar, die om u lijdt, Wie ge alles, wie ge meer dan zelfs Gods almacht zijt! Ja, 'k veins niet, heel mijn hart, mijn ziel, mijn gantsche wezen, Hangt thands aan u, aan u.

Eer ik tot de beschouwing van den persoon van Prometheus overga, moet ik nog op het verband wijzen, waarin de persoon van , in het stuk van Eschylus, tot hem staat; omdat, indien de overlevering juist is die tot mij kwam, een dergelijk verband, dat tusschen Segol en Elpine bij B. zou bestaan hebben, een treffend bewijs te meer moest leveren, dat B. het treurspel van Eschylus voor den geest zweefde.

Zie den Ien Zang, vs 394, volgg. IIe Zang, vs 480, bl. 28 rl 16 v. o. Elpine voerde in 't hart haar nimmer heelbren grief Door 't bloeiend palmwoud rond. Na hem voor eeuwig te hebben afgewezen, schijnt zij weder noordwaarts teruggekeerd en zoo gekomen te zijn in dezelfde streek waar het leger der Kaïnieten onder Argostan zich had neêrgeslagen.

Elpine voerde in 't hart haar nimmer heelbren grief Door 't bloeiend palmwoud rond, dat Arbals zandvalleien Omarmde, en schaduw gaf aan Nivals rundrenweien, Tot daar het eikenbosch zijn kruin boorde in de lucht, En 't koelend windtjen zocht dat uit het Westen zucht.