United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Waar hoog met zilvren letters stond geschreeven der aarde schoonste en heiligste gedicht, in eeuwge sneeuw en fonklend gletscher-licht, was niet dan duister neevelgrauw gebleeven, dat onontraadseld, onverstaan, onttoog het woord der bergen aan mijn dorstend oog.

Vóór 't Hooge en Onaanschouwbare Aangezicht Van 't Eeuwge Zijn in 't allerdiepst des Levens: Gij waart een Hooge, een Goede en Wijze tevens: Diep in Uw Binnenst leefde Uw ziel in 't licht, En wat in dat diepst Eigne zong als 't Levend-schoone Schiept ge om in 't heerlijk-klagend juublen Uwer tonen.

Om ’t kleine gods-huis rijst een krans van kruisen, Van eeuwge bloemen, wort’lende in de groeven; En de airen van dien akker hooren ’t suizen Van ’t luwtje, dat de klachten draagt der droeven. Paleizen van geluk kwam hij vergruizen, De strenge dood, die leeft van ziels-beproeven, En deed de dooden in paleizen huizen, Waar zij geluk noch ongeluk behoeven.

„O, zonlicht!” Op een dennenwoud van rotsen, Wier top mijn langste schaduw niet genaakt, Is ’t, of een sombre reus zijn hel bewaakt, En, wat zich roert, dreigt met granieten knotsen. Geen einde links, géen rechts; het duister braakt Gore gevaarten; eeuwge tranen trotsen Alleen de stilte en dood; de hars-toorts kraakt; De voet doet kei op kei in de’ afgrond klotsen.

En zóo ontving, wiens roem deez’ dag vervulde, Op ’t grauwe slot zijn woon-stede onbewust, Den dank zijns lands, der eeuwen eeuwge hulde.

't Allerdiepst Raadsel dezes Levens nam Uw innigst In-zijn óp weer in zijn schoot, Dat altijd, sinds het uit dat Eeuwge vloot, Terug verlangde naar waar 't eens van kwam. Wij andren dwalen verder, tot de vlam Ook van òns Zijn vervaagt tot avondrood. Wat is de mensch? Wat weenen we om zijn dood? Want staan blijft steeds ons aller Moederstam,

Zij begon met zoete klinkende stem te spreken. Maria's hart hing, en haar mond was open. Zij hing naar haar toe, een peer naar zijn boom. "D' achturendag. Wij vragen hem omdat de vrouwen niet sterk genoeg zijn, en omdat de eeuwge krachtsinspanning in fabriek ons, vrouwen, sloopt. Daar zitten wij 't eentonig werk doende, onze teedre zenuwen verstompen door den blik op de machine.

Ja, als ik sterf, dan sterf ik U, Want, Heer! Uw dood verwerft reeds nu Mijn ziel een eeuwig leven! Nu Gij den dood verwonnen hebt, Blijf ik in 't graf niet rusten: Mijn ziel, die reeds de vleugels rept, Vreest 's waerelds leed noch lusten. Waar Gij nu zijt zal ik eens zijn!.... Gegroet dan, eeuwge Zonneschijn, En blijde Hemelkusten!