United States or Mongolia ? Vote for the TOP Country of the Week !


PROTEUS. Uwe Edelheid een goeden avond, jonkvrouw! SILVIA. Mijn dank voor uw muziekbegroeting, heeren! Wie is het, die daar sprak? PROTEUS. O, kendet gij zijns harten zuiv're trouw, Gij leerdet ras hem aan de stem te kennen. SILVIA. Signore Proteus, als ik het wel heb. PROTEUS. Ja, Proteus, eed'le jonkvrouw, en uw dienaar. SILVIA. Wat wilt gij hier? PROTEUS. Eenswillend zijn met u.

LUCIUS. Dan, eed'le hoorders, zij u thans bericht: Die vloekb're Chiron en Demetrius, Zij waren 't, die des keizers broeder moordden, Zij waren 't ook, die onze zuster schonden.

Ontboeit mijn zonen en herroept uw vonnis, Dat ik, die nooit voordezen weende, zegg': Mijn tranen zijn een onafwijsb're voorspraak. LUCIUS. Uw weeklacht, eed'le vader, is vergeefsch; Hier hoort u geen tribuun; geen mensch is hier; 't Is aan een steen, dat gij uw kommer klaagt. TITUS. O Lucius, laat mij pleiten voor uw broeders. Eed'le tribunen, nogmaals smeek ik u,

Weet, eed'le vorst, dat Valentijn, mijn vriend, U deze nacht uw dochter wil ontstelen; Ikzelf werd deelgenoot van 't plan gemaakt. Ik weet, voor Thurio hebt gij haar bestemd, Die door uw schoone dochter wordt gehaat, En als zij nu aldus u werd ontroofd, Waar' 't op uw jaren u een zware slag.

Verkondigt plechtig onze waardigheid. Titus, vergun mij, deze maagd is mijn. TITUS. Wat, is dit inderdaad u ernst, mijn prins? BASSIANUS. Ja, eed'le Titus; vast ben ik besloten, Mijn aanspraak en mijn recht met kracht te staven. MARCUS. Het suum cuique geldt in Rome als recht; De prins neemt niets, dan wat naar recht het zijne is. LUCIUS. En wil en zal dit, zoolang Lucius leeft.

Hier, jonkman, neem mijn beurs; ik geef u die Om uwer jonkvrouw wil, die gij zoo lief hebt. Vaarwel! JULIA. En danken zal ze u, leert gij eens haar kennen. Een eed'le jonkvrouw, lieflijk, zacht en schoon! Mijns meesters aanzoek, wacht ik, laat haar koud, Daar mijn meest'resse's liefde haar zoo roert. Ach, wat kan liefde beuz'len met zichzelf! Hier is haar beelt'nis.

Hier komt uw edelman. VALENTIJN. Welkom, mijn Proteus! Geef, mejonkvrouw, 'k bid u, Dit welkom kracht door uw bijzond're gunst. SILVIA. Zijn waarde waarborgt hem zijn welkom hier. Als hij 't is, waar gij vaak bericht van wenschtet. VALENTIJN. Hij is 't, gebiedster. Kies hem, eed'le jonkvrouw, Om met mij aan uw dienst zich toe te wijden.

Waarom te leven met een smart, oneindig groot?! Roemvoller is een eed'le heldendood. De trouwe dood, in zijn barmhartigheid Zal eens mij brengen de vergetelheid. Het graf zal van mijn wanhoop mij bevrijden, Waar liefdeloosheid van een jonkvrouw mij deed lijden, Die in haar trots niet slechts mijn leven heeft bedorven, Maar ook den krijgsmansroem, in dapp'ren strijd verworven.

EGLAMOUR. 't Is nu het uur, dat jonkvrouw Silvia mij Hier heeft ontboden om haar wensch te hooren. Voor iets gewichtigs eischt zij wis mijn dienst. Mejonkvrouw! jonkvrouw! SILVIA. Wie roept daar? EGLAMOUR. Iemand, die uw dienaar is, Een vriend, die uw bevelen komt vernemen. SILVIA. Heer Eglamour, veel duizend goede morgens! EGLAMOUR. Niet minder, eed'le jonkvrouw, wensch ik u.

Vaarwel, trotsch Rome; u laat, tot hij hier keert, Thans Lucius panden, dierb'rer dan zijn leven! Vaar gij, Lavinia, eed'le zuster, wel; O waart gij als gij vroeger zijt geweest! Doch thans leeft Lucius, leeft Lavinia niet, Dan in vergetelheid en naamloos wee.