United States or Canada ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat dunkt UEd.? Zouden de Staten het met welgevallen zien, dat UEd. een man, wien de justitie opspoort, schuilplaats verleent?" Van Reede zweeg en streek zich over 't gezicht. "Mij dunkt, Uwe Edelheid!" vervolgde de wachtmeester, ziende dat zijn gezegden niet geheel zonder uitwerking bleven, "mij dunkt, wij moesten de geheele geschiedenis maar blauw blauw laten.

"Waarheen, Uwe Edelheid?" vraagt de jongen, want Guy's manieren en uiterlijk zijn die van een man van geboorte. "Naar de Wolstraat! Het huis van Jacques Touraine." "O! De wondheeler en barbier," antwoordt de jongen. "Ik ken zijn uithangbord."

"Toch op uw bevel, mijnheer De Witt." "Geenszins. Op bevel van den Raad van State. Henry Fleury de Coulan, heer Van Buat, is een landverrader." "Uwe Edelheid spreke toch zulk een hard oordeel niet uit over den man, door U met een geheime correspondentie met Engeland belast, en die misbruik van uw vertrouwen heeft gemaakt door er eigen correspondentie bij te voegen."

"Ik zal er uw edelheid een goed stuk gerookte ham bij geven," sprak de waardin, en spoedde zich om het gevraagde in gereedheid te brengen.

"Uwe Edelheid herinnert zich, dat hij timmerman aan boord was, en dus gedurende het gevecht beneden moest zijn om de lekken te stoppen. Waarlijk geen taak om iemand moed in te boezemen." "Dat laat zich hooren. Doch, hoe heeft de Admiraliteit hem kunnen ontslaan?" "Hij behoorde tot de vrijwilligers van Delfzijl," hernam de Prins, "en als zoodanig mocht hij zijn ontslag nemen."

Hij is een knap timmerman en heeft verleden jaar met de stormen vrij wat dienst bewezen. Ook geloof ik, dat er moed onder zijn matrozenbuis steekt." "Moed, Admiraal? Meer dan Uwe Edelheid misschien denkt." En de Prins verhaalde hem, wat er met Pieter op Hondsholredijk en op het veldijs gebeurd was. "Inderdaad dat zijn trekken van groote courage en onversaagdheid, die veel beloven.

De oude Heer ging recht overeind in 't bed zitten, zoo fiks gelijk hij nog niet gedaan heeft: 'Sytsken! zeide hij: 'ga den Ridder verzoeken hier te komen. 'Maar, zei ik, 'uw Edelheid weet, wat de arts heeft gezegd. 'Ik weet het, zeide de oude Heer; 'maar ik begeer hem te spreken en 't zal mij geen nadeel doen. En zoo volgde ik zijn last."

Pieter, het wel tegen een, maar niet tegen drie kunnende uithouden, zou gewis het onderspit gedolven hebben, indien hem niet bij geluk een voorbijganger ware te hulp gekomen, die hem uit hunne handen had gered. "Het was gelukkig, dat ik daar aankwam, knaap!" zeide de voorbijganger; "anders had men je braaf toegetakeld." "Ik dank Uwe Edelheid voor hare hulp," antwoordde Pieter.

"Ik geloof ook in naam van mijn ambtgenoot te spreken, wanneer ik Uwe Edelheid dank zeg voor de ons bewezen eer; maar ik geloof evenzeer in zijn naam te spreken, als ik er bijvoeg, dat Uwe Edelheid zich de moeite der reis had kunnen sparen.

"Uwe Edelheid herinnert zich nog wel dien Pieter Pietersz, timmerman op het schip van den Luitenant-admiraal De Ruyter." De Witt dacht een oogenblik na. "O, zeer zeker! Ik herinner mij dien. Hij schijnt bijzonder in uwe gunst te deelen." "Niet minder in de mijne, dan in die van den Admiraal.