United States or Kyrgyzstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


En rondom hem bleven, in het Palatium, Crispinus, Sigirinus, Earinus, zijn gunstelingen en zijn nar en Domitia, Domitilla, Fabulla, Crispina, terwijl het gras van de parken verschroeide, de kruinen der ilexen en tamarisken grijs op stonden, overstuiveld van de stof en de laatste rozen aan de struiken stierven en hare verschrompelde bloembladeren rondom strooiden....

Neen, kreunde Cecilianus en weende. Earinus vertrok. Crispina verzorgde haar zoon. Zij verzorgde hem met hare slaven, slavinnen, als ware hij een zieken prins geweest.

Heb je niet goed geslapen.... Ik heb gedroomd, zei Cecilius, zich de oogen wrijvende. Van mijn broêrtje. En dat hij ziek was. We kunnen niet zoo lang buiten elkaâr, heer.... Zeg Earinus. Ik durf niet, heer. Gij zijt een voorname jongeling en ik ben maar een komediantje. De zoon van Crispina? glimlachte Earinus. Cecilius keek verlegen.... Ik weet niet.... Het doet er niet toe, zei Earinus.

De jonge komediant zag bleek, vermagerd, in zijn lange, zijden tuniek; dof stonden zijn donkere oogen. Plinius ging Earinus te gemoet. Earinus.... Edele Plinius.... Cecilius is vrij.... Carpoforus heeft het gevraagd en de Keizer heeft hem toe gestaan, wat hij zelfs Martialis niet toe stond.... Cecilius, je gaat met mij meê. Naar Laurentum. En gauw zal je Cecilianus terug zien.

Het is nèt zoo groot als het Theater van Pompeïus! Ik geloof nièt, meende Earinus, glimlachend. Ik geloof het ook niet, herhaalde Cecilius, blij te kunnen herhalen: hij was zoo gewènd, dat hij of Cecilianus elkanders woorden herhaalden. Maar Martialis heeft wel gezegd.... zei Earinus. Ja, in een van zijn Epigrammen.... Dat hij aan een uitnoodiging van den Keizer....

Hij was geboortig uit een patricische gens: hij was een zeer schoone knaap met kort bruin krulhaar en diep blauwe oogen; hij was gekleed in een licht blauwe, zijden, korte tuniek en er flonkerden saffieren in zijn haarband, aan zijn vingers, aan zijn gordel en schoengespen. Vergeef mij, edele Earinus! zei Cecilius en stond op. Sliep je nog? vroeg de jonge patriciër. Ja.... Was je moê....?

En zij aten, de jonge patriciër en het komediantje. Zij bleven toen alleen en Cecilius, moê, viel in slaap. Hij lag, als getroost, maar toch kwijnend, in de kussens en sliep door. Earinus, over hem, had uit een bronzen koker een boekrol genomen en las.... Het was of Cecilius niet wakker werd. Earinus zag, nu en dan, naar hem op. Hij sliep voort.

Het is toch wel een groote eer, zei Earinus; en het zal groot voordeel voor je zijn. En je hebt hier toch alles: dit mooie kamertje, die mooie kleêren; een slaaf, die je bedient.... Kijk eens, hoe vroolijk, dat uitzicht over het Forum.... Ja, Earinus, maar ik ben zoo gewoon vrij te zijn en met mijn broêrtje samen.... Wij zijn wel komedianten en slaven maar wij zijn toch vrij.

Ja, van den Keizer, den voorkeur geven zoû.... Boven een uitnoodiging van Jupiter.... In den Olympus! O, wat vond Cecilius Earinus een lieven vriend! Want het was bijna net of hij met zijn broêrtje het paleis zag! Maar Earinus was toch zijn broêrtje niet.... En zijn broêrtje was ziek. Hij, hij wìlde niet ziek worden.... Laat ons hier zitten, zei Earinus.

De zon schuinde even het kamertje binnen en voor Cecilius, die lag op zijn laag bed, stond Earinus. Earinus was de jonge gunsteling van den Keizer, nauwlijks enkele maanden ouder dan Cecilius.