United States or Dominica ? Vote for the TOP Country of the Week !


De meerle vloog nu in den hoogsten boomtop en zong in korte, innige melodieën tot de dalende zon, als wilde zij toonen welke zang hier paste, in de plechtige avondstilte, bij de zachte begeleiding der vallende droppen. 'Is dat niet schooner dan menschengeluid, Johannes? Ja! de meerle weet wel den juisten toon te treffen. Hier is alles harmonie, zoo volkomen zult ge ze bij menschen nooit vinden.

Grootvader had u lief, En vaak liet hij u dansen op zijn knie, Zong u in slaap, zijn trouwe borst als kussen; En vele dingen heeft hij u verteld, Geschikt en juist gekozen voor uw jonkheid; Herdenk dit en vergiet, als minnend kind, Dan een'ge droppen uit uw teed're bron, Want vriendlijk heeft natuur als wet gesteld, Dat in het leed een vriend zijn vriend verzelt; Zeg hem vaarwel, vertrouw hem aan zijn graf, Bewijs dien liefdeplicht en neem dan afscheid.

Zy voelt het drukken van die armen, voelt het kloppen Van d' eigen' boezem aan haar hart, en vangt de droppen Van 't rozenriekend hair dat om zijn' schedel speelt, En hemelbalsems daauwt, in hooger lucht geteeld. Maar 't schemert voor haar oog, met nevels overtogen.

Zij knielden naast malkanderen aan den rand van het zee-breede water en begonnen hunne orisone te zeggen. Vóór hunne blikken, daar ginds, in de wijde, zilveren nacht, vlogen de zwarte vogelen aan, doken onder, en stegen sneeuwblank, druipelend van de droppen, op, tusschen de sterren.... En Lancelot en Gwinebant baden voor Morgueine en voor Merlijn, dat zij aan het Einde zouden worden gered.

Het dropt, het dropt, van spits tot spits; aanschouw, Hoe langzaam droppen door de droppen zijgen, En, vallend, leven geven aan het zwijgen, En worden tot een zuil bevrozen dauw. Wat daalt, zoekt wat daar rijst, en welhaast zullen Zij, samengroeiend tot éen eeuw’ge zuil, Elkaar omhelzen, en met schors omhullen.

Trots, naijver, nijd, Noch valsche schaamte, bitterste dier droppen Van opgespaarde gal, bedierven meer Den zoeten smaak van de nepenthe, liefde.

Ik lig neergeslagen als het graanveld na slag-reegen, langsaam maar heft God's goede zon mij op. Langsaam vervliegen in zijn licht de zware schitterende droppen, de zoete tranen mijner verneedering Wat weeten wij, dwalers, neuswijze kinderen, wat kennen wij onzer eigene domeinen? In wat woordpraal wanen we beslooten onze ziel? Een kind hoort wel de gansche zee zelf in een kinkhoorn.

Het verleên overstelpt u, maar iedere eeuw heugt; En het heden de toekomst blijft duister verholen Is voor 't sluimerloos hoofd u een dorenenbed! Droppen van bloedige ellende leken Van zijn voorhoofd, 't sidderend bleeke. Gun een kort heraadmen thans.

De geest, in enge grenzen ingetogen, Schijnt krachtig als de popel op te schieten, En de aard’ te boren en den blauwen hoogen: Een zee van liefde in droppen uit te gieten, Zacht, éen voor éen ziedaar mijn heerlijk pogen... Sonnetten, klinkt! U dichten was genieten.

Waar wij ook vlieden, wij leiden aldoor, Aan banden als stralen van sterrenschijn Die teeder maar onverbrekelijk zijn, De wolken met liefderegen belaên. Ach! zij zijn heen! Maar voelt gij toch geen vreugd Door de voorbije zoetheid? Als de naakte En groene heuvel lacht met duizend droppen Van zonnig water naar den open hemel, Wanneer een zachte wolk verdwijnt in regen!