United States or Guinea-Bissau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Goddank! geen mensch was in de buurt en het nieuwsgierig werkmanshuisje stond vrijpostig door al zijn kleine ruitjes te kijken, zonder iets te zien. Maar,... die dommerik!... waarom moest hij nu ook voor 't Geluw Meuleken, daar bij de wagenschuur, even zijn hoed afnemen? Als iemand dat nu zag, wat zou men wel gaan denken! Hij was weg, het hek uit, den landweg op.

Zijn broeders kwamen ook; zij hadden Dommerik zóó zeer veracht, dat zij de eerste de beste boerin maar meê naar huis hadden genomen. En de koning sprak: »voor den jongsten is het rijk na mijn doodMaar de twee oudsten maakten oproer, zij konden het niet goedkeuren, zeiden zij.

Eerst sprongen de twee boerenmeiden; zij kwamen er door; maar zij waren zóó plomp, dat zij vielen en armen en beenen braken. Toen sprong de schoone jonkvrouw, die Dommerik had meêgebracht, en zij sprong heel luchtig door den ring en won het rijk voor hem. En toen de koning stierf heeft hij de kroon mogen dragen, en heeft lang met wijsheid het rijk bestuurd.

En Dommertje nam de jongste en liefste tot vrouw en werd koning na haar vader's dood. Zijne twee broeders trouwden met de oudste zusters. Er was eens een koning, die drie zonen had. De twee oudsten waren knap en slim; maar de jongste zei niet veel en was een beetje onnoozel: hij werd Dommerik genoemd.

Nu ging de eene broeder rechts, de andere ging links; en zij hebben Dommerik uitgelachen, die bij zijn derde veer op den grond moest blijven zitten. Dommerik zette zich neêr en was treurig. Daar bemerkte hij op eens, naast het veêrtje, een deur in den grond. Die heeft hij geopend, en vond een trap, die hij afging.

Hij antwoordde: »Ik zou graag het mooiste en fijnste tapijt hebbenToen riep de oude pad een jonkie en zeî: »Jonkvrouw teêr en kleen, Hutselbeen, Hutselbeen's hondje, Hutsel hier en Hutsel daar, Geef de groote doos maarDe jonge pad haalde de doos, en de dikke maakte de doos open, en ze gaf er Dommerik een tapijt uit, zoo fraai en fijn als er boven op de aarde geen kon geweven worden.

Wij zullen eens zien, of gij eeuwig met mij zult handelen als met een onnoozelen dommerik!" "Een dommerik? Gave God, dat gij geene andere ondeugden hadt, versteende koppigaard!" riep de bazin met de handen in de zijde.

Zij dankte mij met schoone, lichtstralende oogen, zei dat ze niet de minste pijn had, klopte de sneeuw van haar donkeren pelsmantel, haalde, met het touw, het sleedje weer bij. Om haar heen, in de prikkelende atmosfeer en de zon, zweefde een subtiele, heerlijke lucht van viooltjes. Daar stond ik. Had ik nu niets meer te doen? Niets meer te zeggen? Dommerik! Daar stond ik!

Toen ging Dommerik ten derden male naar de dikke pad en zei: »ik moet de schoonste vrouw thuis brengen.« »Zoozei de dikke pad, »de schoonste vrouw? je zult haar hebbenEn zij gaf hem een gele raap met zes muisjes bespannen. Maar Dommerik zei treurig: »wat moet ik daar nu meê doen?« »Zet er maar een van de kleine padjes inzei de dikke toen.

Dommerik kwam ook met zijn prachtig tapijt, en toen de koning dat zag stond hij verbaasd en zeide: »het rijk is voor den jongstenMaar de twee anderen lieten den koning niet met rust; zij zeiden, het was niet mogelijk, dat Dommerik koning zou worden, en zij vroegen hem nog een voorwaarde te stellen.