United States or Singapore ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mooi gegeven, dominus! riepen ze allen uit. Pappus en Maccus en de drie dikbuikige kraamgodinnen! Heb ik van Laureolus niet alles gemaakt wat er van zoo een kijkstuk te maken was?? Ik heb, troostte hem Lentulus; nooit den Laureolus in zoo mooi choragium gemimeerd als van daag, dominus....

De poelierswinkels waren nog half open en de winkels der fruitverkoopers straalden in glorie. Daar lagen groote, ronde, dikbuikige manden kastanjes, gevormd als de vesten van joviale welgedane oude heeren, manden die lui tegen de deuren hingen en zóó dik waren dat er gevaar bestond voor eene beroerte.

Maar omdat gij de waarheid hebt gezegd, wil ik u de smulpartij niet onthouden. En wie krijgt de huiden? Wie is de armste van het dorp? Chasna, de houthakker, die ginds met zijn bijl staat. Dan zal hij ze hebben. Breng nu de lijken weg en laat de Arpa suju komen. Dit woord werd met gejubel ontvangen. Er werden groote dikbuikige bierpotten gebracht en gevuld.

Men stelle zich twee soorten van pagoden zonder minarets voor, met hare dubbele, dikbuikige, ronde koepeldaken, hare uitstekende vensters, door vierkante, platte, gebeeldhouwde zuilen gedragen, haar versiering in veelkleurig lofwerk van kostbare houtsoorten, hare bevallig geteekende, sierlijk gebogen omtrekken, de rijk aangebrachte veranda's, waarin zij van voren en achteren uitloopen.

Ik holde voort... De open gelaten wijnkelders holde ik door: de amforen stonden er, puntig en dubbel geöord; de dikbuikige vaten stonden er: het rook er naar een roode bezwijmeling. Ik holde voort! Waar was ik? Ik werd mij bewust in het rond te draven. Daar was onze tuin, daar was ons eigen verblijf.

Van eene lijfwacht was niets te bespeuren: tenzij als zoodanig de twee dikbuikige inlanders moesten gelden, die voor de deur zaten te rooken en te soezen. De vorstinnen ontvingen mij met de meest mogelijke beleefdheid. Zijne Majesteit, die kokosnoten was gaan plukken, bood er mij een aan, waarvan ik zonder eenige vleierij kon getuigen dat zij heerlijk smaakte.

Het water, in het nog teedere Aprilmorgenlicht, blauwde, met zilveren verglanzingen, tusschen het witte steen van het vierkante, wijde bassin, kabbelde de schaduwen weg der rozeranken, -bladeren, -bloembladeren en de baders, schrale of dikbuikige, rumoerden, roezemoesden, plasten en grappigden. De beide jongens zwommen, hadden bekijks, omdat zij zoo mooi waren en elkaâr geleken.

Te Dordrecht hield de boot stil in de haven, aan de Bloemenkade; mannen, vrouwlieden, knapen en meidekens kwamen in groote menigte toeloopen om de monniken te zien en zeiden tot elkander, terwijl zij hen met den vinger toonden of met de vuisten bedreigden: Beziet die schoften daar, die godmakers, die de lichamen naar de brandstapels brengen en de zielen naar 't eeuwige vuur; beziet die vetgemeste tijgeren, die dikbuikige jakhalzen.