United States or Equatorial Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen zei de nacht: «Loop het donkere dennenwoud in; daar heb ik den dood met het kind naar toe zien gaanIn het dichtst van het woud bevond zich een kruisweg, en zij wist niet, welke richting zij nu moest inslaan. Er stond daar een doornstruik: deze had bladeren noch bloemen; maar het was dan ook in den barren wintertijd, en er hingen ijskegels aan de takken.

Stuif door 't kreupelhout, waad door het moeras, spring van de rotsen in het heldere meer, zwem er over, den kop fier omhoog, en verdwijn in de reddende duisternis van het dennenwoud. Draaf, Don Juan, oude vrouwenroover, draaf als een jonge eland!" Zijn woest hart zwelt van blijdschap onder dien dollen rit. De kreten der vervolgers zijn als een juichlied voor hem.

Uren en uren zoudt ge hier willen toeven, luisterende naar de zoo veelzijdig afwisselende stemmen der natuur; het wondere tooverspel bespiedende van licht en bruin in die donkere, ernstige wouden, op die met bloemen bezaaide weidevelden, in de schalke beek, nu eens half wegduikende onder de zware overhangende takken, dan stralend en schitterend, als een vloeiend diamantensnoer, in het heldere zonnelicht; het kronkelend grijze rookwolkje naturend, dat ginds boven het donkere dennenwoud opstijgt, de hut van den houthakker of kolenbrander verradende; de vluchtige wolkschaduwen volgende, als zij heenglijden over de berghellingen en rotsen, over de bosschen en de weiden; en nu en dan in uwe mijmering gestoord door de verschijning van een schichtig hert, dat, u bemerkende, een oogenblik nieuwsgierig blijft staan, om dan met een vluggen sprong in het woud te verdwijnen.

Een onvergetelijk schouwspel boeit ons oog, als de trein tegen 6 uur op den top van een berg rijdt; ver, ver beneden ons een dal met wild stroomende bergriviertjes, die als linten door het land kronkelen. Wij rijden over eene geweldige spoorbrug, waarvan de pijlers zeker wel 100 voet lang zijn; verderop tegen een berg een dennenwoud met het gezang van krekels, dat vaag tot ons doordringt.

„O, zonlicht!” Op een dennenwoud van rotsen, Wier top mijn langste schaduw niet genaakt, Is ’t, of een sombre reus zijn hel bewaakt, En, wat zich roert, dreigt met granieten knotsen. Geen einde links, géen rechts; het duister braakt Gore gevaarten; eeuwge tranen trotsen Alleen de stilte en dood; de hars-toorts kraakt; De voet doet kei op kei in de’ afgrond klotsen.

Wiese verhaalt het volgende merkwaardige staaltje van de genegenheid van den Ooruil voor een zijner soortgenooten: "Een houtvester in Pommeren, wiens eenzame woning te midden van een dennenwoud lag, hield sedert geruimen tijd in een donker hok op zijn erf een tammen Ooruil.

Tusschen groote blauwe meren en uitgestrekte eiken- en beukenwouden liggen dorpen en landhoeven, door rijke korenvelden en boomgaarden omgeven. Volhynië heeft wel zijne schilderachtige, maar ook zijne sombere streken met donker dennenwoud en wilde rotspartijen. Uit de bergen ontspringen heldere beken, zij kronkelen zich door beemd en akker.

Maar in lager streken gekomen, worden de wolken dunner en doorzichtiger: en tot hunne onuitsprekelijke verbazing zien de beide luchtreizigers onder zich een onmetelijk dennenwoud, stralende in al de pracht van smettelooze sneeuw. De luchtbol daalt neder midden in eene wijde vlakte, met eene dikke laag sneeuw bedekt.