United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


«Ge waart niet bevreesd den dood te vinden op dien tocht?» «De Hellenen vreezen den dood niet, die voor eene goede zaak wordt ondergaan. Zulk een dood is geen onheil en slechts voor onheil behoort men bevreesd te zijnHet antwoord scheen Datis te bevallen; hij knikte goedkeurend en vervolgde: «De dood is derhalve naar het u toeschijnt niet steeds een onheil

Hij beefde over al zijn leden en was eerst niet in staat te antwoorden toen Datis hem in zijn eigen taal de oorzaak zijner overtreding vroeg. De veldheer hield zich blijkbaar met moeite in, op het punt los te barsten, alleen zich bedwingend omdat hij er anders blijkbaar geen woord uit zou krijgen.

Daar bleef hij staan, wezenloos, starend voor zich uit in doffe berusting. Datis, den boog in de hand, keerde om en begaf zich met groote schreden naar de tegenovergestelde zijde der tent. Allen weken eerbiedig, den meester in zijn toorn kennend, wetend dat een ieder, die het wagen mocht zich op zijn weg te plaatsen, vermorzeld zou worden.

Daarom riep hij, naar de deur wijzende, Datis toe: »Ga, en haal Boges en Mandane; de Egyptische moet nog, onder goede bewaking, op de hangende tuinen blijven!" De Athener boog eerbiedig, als wilde hij zeggen: »Gij alleen hebt op deze plaats te bevelen." De koning beschouwde hem met zichtbaar welgevallen, en zette zich weder op zijn purperen divan.

Hij zag, buiten gekomen, vreemd op; gedurende zijn verblijf in Datis' tent was de avond gevallen en de maan, die den vorigen dag vol was geweest, verlichtte het uitgestrekte Perzische kamp en de heuvelrijen terzijde.

Alvorens dan ook in zee te steken, hadden de Perzische bevelhebbers, Datis en Artaphernes, gezanten naar de verschillende Helleensche staten afgevaardigd, ten einde te trachten zonder de oorlogskans te wagen de wenschen van Perzië te doen inwilligen. Ook te Athene waren de Perzische boden verschenen en het volk was ter vergadering opgeroepen om hunne voorstellen te hooren.

De twee andere bevelhebbers, de Helleensche taal niet machtig, hadden intusschen veelal met elkander gesproken en geweldig veel wijn gedronken. Ook Datis had zich hierin niet onbetuigd gelaten en groote bekers geledigd, zonder merkbaren invloed evenwel dan alleen dat zijn gesprek levendiger werd en hij zich in de vreemde taal vrijmoediger begon te uiten dan tot nogtoe.

Simon, de zoon van Panaitios, was door eenige onbereden Sagartische ruiters, die uit fourageeren waren en wier nadering hij door de weekheid van het terrein niet bespeurd had, met hun nationaal werptuig, den lazzo, gestrikt. Simon was gebracht naar het hoofdkwartier, de tent van Datis, een Meder, die met den jongeren Artaphernes, zoon van den stadhouder te Sardes, het opperbevel voerde.

Een heel eind van zich af zag hij een groep ruiters, Datis en zijn staf; hij meende dat de Perzische bevelhebber beter had kunnen doen dan, door eene gedeeltelijke overwinning meegesleept, zijn vluchtende hoofdmacht in den steek te laten. Doch het was Simon onmogelijk zijn gastheer van den vorigen dag te bereiken; de mêlée was te dicht.

Simon herinnerde zich hoe ook Kynaigeiros hem verhaald had dat de Perzen gewoon waren het ontwerp van een krijgstocht in dronkenschap te beramen om het den volgenden dag, ontnuchterd, nogmaals te bespreken. Doch tot verdere beschouwingen werd hem geen tijd gelaten. Met forsche hand den vingerdikken leeuwendarm spannend, legde Datis op den Milyer aan en deed den pijl van den boog snorren.