United States or Gambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het huisje staat in eene achterbuurt die echter in Peters dagen geene achterbuurt was letterlijk verloren te midden van andere woningen en tuintjes. Wij gaan door een paar smalle steegjes, over een paar hooge smalle houten brugjes, en hebben weldra de beroemde plek bereikt. Wij treden door een hokje op eene soort binnenplaats, en zien daar een laag steenen gebouwtje met een rood pannen dak voor ons: dat is echter het huisje zelf niet, maar een soort van overdak, dat om en over het huisje heen is gebouwd, om het voor volkomen ondergang te bewaren: de schrijn waarin de relikwie geborgen is. En deze voorzorg is inderdaad niet overbodig: het huisje, dat geheel uit ruwe planken is opgetrokken, staat zoo scheef en ziet er zoo bouwvallig uit, dat het zonder deze bedekking waarschijnlijk reeds voor de vijandige werkingen van weer en wind bezweken zou zijn. Tusschen die omkleeding en het huisje zelf is een gangpad opengehouden, zoodat wij de relikwie aan alle kanten kunnen bekijken. Wij treden binnen. De hut, want een anderen naam verdient dit krot waarlijk niet, bestaat uit twee vertrekken, het eene iets grooter dan het andere, maar beiden zonder eenig sieraad, tenzij ge de met tegeltjes bekleede schouw als zoodanig mocht laten gelden. Het ameublement, eene vierkante houten tafel en een paar zeer ongemakkelijke houten stoelen, is meer dan eenvoudig; een ladder voert naar den zolder. In een woord: het is een verblijf, waarin de armste daglooner van den tegenwoordigen tijd zich kwalijk schikken zou. Een eenigszins zonderlingen indruk maken, bij deze kale armoede der woning, de later aangebrachte versieringen: schilderijen en platen, portretten van Peter

"Hij vluchtte van dorp tot dorp, over bergen en dalen, en toen hij zich al onbekend achtte, trad hij als daglooner in dienst bij een rijk man in de provincie Tabajas. Zijn werkzaamheid en de zachtheid van zijn karakter verschaften hem de achting van allen die zijn verleden niet kenden.

Hij was gewoon geraakt aan de wetenschap, dat hij even als een daglooner, die onopgemerkt zijne taak verrigt, of een koopman, die van zijn kantoor naar de beurs en van de beurs naar huis gaat, of een kunstenaar, die zich opsluit in zijne binnenkamer en den dichter aflegt om handwerksman te zijn, zich iederen ochtend op een bepaalden tijd naar zijn werk begaf en op een bepaalden tijd iederen middag of avond huiswaarts keerde.

Ik onderneem soms van alles tegelijk zonder iets af te maken vóór het mij bijzonder aantrekt; en nog.... als anderen zeggen, dat eene schilderij af is, kan ik het niet nalaten om er eens opnieuw frisch op in te gaan.... gij begrijpt wel, dat deze manier niet de beste is om hetgeen men noemt geld te maken met zijn talent; maar ziet gij, ik kán niet anders, ik ben nu eenmaal niet geschapen om daglooner te zijn, en aan de onafhankelijkheid hangt bij mij de inspiratie."

Aangename gedachten brengen bij den onbedorven mensch altijd welwillendheid voort: ik althans voelde mij hoe langer hoe meer gestemd om alles, wat mij ontmoette of bejegende, met hartelijkheid te behandelen: ik had een blijden groet over voor elken boer of daglooner, die langs den weg zijn zomerarbeid verrichtte, een paar duiten voor ieder kind, dat op de bloote voeten voor mij uitliep en over de greppen duikelde om mijn liefdadigheid op te wekken, en een scherts voor het frissche landmeisje, dat mij tegenkwam en soms nog, lang nadat ik voorbij was, het hoofd omwendde, met dien half verwonderden, half spottenden lach, welken alle eenigszins vreemde kleederdacht bij onze landgenooten gewoonlijk verwekt.

~Slaven~ doet denken aan een slaaf, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat zwaar werken moet, zonder zelf de vruchten van zijn arbeid te plukken; het woord legt vooral den nadruk op het langdurig werken, terwijl ~sloven~ inzonderheid ziet op het vermoeiende en afmattende van den langen en zwaren arbeid. Menig daglooner moet heel wat ~sloven~ voor zijn stukje brood.

Doch het is zeer wel mogelijk dat de middel- en laagste klassen in Engeland geen ander verzoetingsmiddel dan honing bezaten en konden betalen, voor welk doel ook, tot ongeveer drie honderd jaar geleden. Onder de Angel-Saksen voorzagen de bijenkorven het geheele volk, van den Koning af tot den minsten daglooner, en niet alleen van voedsel, maar tegelijk ook van drank en licht.

Na een vierjarig verblijf op een dorp had hij een beroep gekregen naar de kleine welvarende stad, waar wij hem nu nog aantreffen, en waar hij sinds twintig jaar het ambt van predikant vervult, het herderlijk werk ingesloten, met de stipte goede trouw van een eerlijk daglooner, maar zonder iets van die heilige geestdrift, die hem een recht zou gegeven hebben om de profetische uitspraak op zich toe te passen: »De ijver van uw Huis heeft mij verslonden."

Diep in hem brandde de wraaklust en de zekerheid, dat hij Herbert als zijn daglooner kon krijgen, en dat hij hem kon laten slaven. Herbert was een knecht, en hij de meester! Dat wilde hij Johanna duidelijk maken. Hij balde zijn handen tot vuisten. Wanneer hij 't verlangde, kon hij Johanna tot vrouw vragen, en Herbert kon hij laten zwoegen voor hem en haar.

Zelfs in de steden, die zooals Adrianopel en Gallipoli reeds geheel in het Grieksche bevolkings-gebied liggen, zijn de marktkramer, de daglooner en de mindere man Bulgaren. En zelfs Constantinopel heeft eene zeer aanzienlijke Slawisch-Bulgaarsche bevolking.