United States or Belgium ? Vote for the TOP Country of the Week !


Burleigh vergezelt hem naar de thesaurie, daar hij blijkbaar zelf de zaak nog niet vertrouwt. Maar als het geld aan Guy is uitbetaald, vraagt hij dezen: "Hare Majesteit zeide, dat de Geuzen goed van wapenen en ammunitie moesten voorzien worden. Kan uw schip zooveel bergen?" "Voor een veldtocht? Neen!" "Dan," zegt Burleigh, "geef ik u hier een order van mijn hand, Sir Guy Chester.

Bovendien doen zij het geheel buiten u om!" "Drommels, Cecil, wat een redenaar," lacht Hare Majesteit. "Een echte zeeman-advocaat. Misschien kan hij het mettertijd nog wel brengen tot ondersecretaris van staat wat dunkt u, lord Burleigh?" "Best mogelijk, Uwe Majesteit. Gij hebt er wel gehad met minder hersens in het hoofd."

Hij zet zich dus opnieuw te paard, ofschoon hij doodelijk vermoeid is door zijn langen rit van Sandwich, en komt vroeg in den avond aan het paleis te Hampton Court aan. Het gelukt hem, onmiddellijk toegelaten te worden bij Cecil, Lord Burleigh, en hij geeft hem de brieven in cijferschrift van Vitelli aan Ridolfi en ook den sleutel, dien Oliver hem heeft verschaft.

"O! Gij wilt hen laten vechten voor de kost! Een kostelijke inval!" roept Hare Majesteit uit. "Sir Guy Chester gebruikt niet alleen zijn zwaard, hij gebruikt ook zijn hoofd. Wat zegt gij er van, Burleigh?"

"Op het eind van '68 speelde ik tennis in Londen, toen de Koningin en haar eerste minister, Sir William Cecil, nu Lord Burleigh, mij lieten roepen. De schatkist der Koningin was leeg. Vijf Italiaansche schepen, die een leening van de Genueesche bankiers aan Alva overbrachten, ten bedrage van achthonderd duizend zilveren kronen, waren op weg naar Antwerpen "

Een uur later vergezelt Guy, die door het gebruik van een stevig maal en een flesch wijn weer geheel bekomen is, Lord Burleigh, thans Elizabeths eerste minister en de machtigste man in Engeland, naar de audiëntie-kamer van Hare Majesteit, waar deze hen zonder ceremonieel ontvangt.

En zoo rijden zij dan naar Westminster, waarheen de Koningin Burleigh ontboden heeft, om zijn raad in te winnen, voordat zij de afgezanten der Geuzen ontvangt. "Groote goden!" roept Hare Majesteit uit, "ik zie, Mylord Burleigh, dat gij ook een Geus hebt meegebracht. Is dat misschien ook al een afgezant?"

Inderdaad, Burleigh, ik zeg het met overtuiging, kapers zijn mijn beste onderdanen. Daar ik echter mijn potsenmakers vanavond om uwentwil heb weggezonden, Master Chester, zijt gij verplicht, mij daarvoor een kleine vergoeding te schenken. Vertel mij eens wat van uw avonturen in de Nederlanden."

Als dit alles ter oore komt van koningin Elizabeth, zegt Hare Majesteit tot haar eersten minister: "Burleigh, deze Sir Guy Chester is de grootste dief van ons allen. Hij heeft de dochter van Alva gestolen en hij en het meisje hebben samen haar vader bestolen, den armen ouden Hertog." "Zij namen een voorbeeld aan Uwe Majesteit," antwoordt Burleigh.

"Dat is zoo," antwoordt Burleigh, zich in de handen wrijvend. "Ik kan u niet vertellen, waar ik dat geld vandaan haal, maar er is een schatkamer te plunderen door iemand, die bereid is, er zijn leven voor te wagen. Die man ben ik. Ik weet, waar die schat is." "Waar dan?" "Dat zal ik nooit zeggen. Doch gij weet, dat, als ik eens mijn woord heb gegeven, ik het ook houd.