United States or Panama ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het haar vertoont op den kop een scheiding, van waar het naar onderen afhangt, overigens is het echter, evenals bij de dieren van het vorige geslacht, van de buikzijde naar de rugzijde gericht; de zolen zijn bijna geheel behaard.

Daarna licht het de neergebogen einden van 't lichaam weer op, waarbij de aanvankelijk omhoog gebogen verbindingsplaats tusschen voor- en middenborststuk met kracht op den grond komt, zoodat de tor door hare eigen veerkracht hoog opspringt. De buikzijde van het voorborststuk heeft aan het achtereinde een uitsteeksel, dat juist past in eene groeve, die in 't middenborststuk aanwezig is.

Slechts over weinige soorten wordt een gunstiger oordeel geveld; deze worden, hoofdzakelijk wegens hun zachtaardigheid, dikwijls getemd. Hij is 32 cM. lang met den 15 cM. langen staart. Zijn hoofdkleur is fraai donker grasgroen, als naar gewoonte op den rug donkerder, aan de buikzijde meer geelachtig.

Toen men de hard geworden klei voorzichtig weggenomen had, had men de geheele buikzijde van het monster bloot gelegd; deze was, evenals het geheele geraamte, volkomen bewaard gebleven.

Ervaringen hierover kan men, daar zij in den boom natuurlijk moeielijk te genaken zijn, alleen opdoen bij Luiaards, die op den grond aangetroffen en aangevallen worden; zij keeren dan spoedig hun buikzijde omhoog, en grijpen den vijand met de klauwen aan; hunne ledematen, vooral de voorste, zijn zeer gespierd.

Men noemt hem ook wel Rietvink. Hij is 14 cM. lang, aan de rugzijde roestkleurig bruin, aan de buikzijde zeer licht roestgeel, bijna wit; boven de oogen bevindt zich een helder roestkleurig bruine streep. Ook door zijn wijze van nestelen in rietvelden en met riet begroeide slootkanten gelijkt hij veel op zijn grootere verwant.

In de kleur van het glanzige vederenkleed heeft aan de rugzijde groen, aan de buikzijde rood de overhand; hier is gewoonlijk een uit donkere vlekken bestaande teekening, ginds een lichtere dwarsband in den nek aanwezig.

De vederen van de rugzijde zijn vaal rosbruin, op den kruin en den rug het donkerst, die van de buikzijde licht geelachtig grijs, aan de keel en op het midden van de borst het lichtst, de binnenste helft van de vlag der slagpennen is donkerbruin, de stuurpennen zijn roestkleurig bruinrood. Het oog is roodbruin, de snavel en de voeten zijn roodachtig grijsbruin.

Bij de Fitis is de rugzijde groenachtig grijs, op den stuit in groen overgaande, de buikzijde lichtgeel met uitzondering van de witte borst en buik; de slagpennen en de staartveeren zijn olijfkleurig bruin, beide op de buitenvlag met een smallen, bruinachtig groenen, de eerstgenoemde bovendien op de binnenvlag met een breederen, witachtigen zoom voorzien; de wangen zijn geelachtig; boven de oogen komt een lichtgele streep voor; de pooten zijn bruinachtig geel.

Maar het zonderlingste feit is wel, dat hij, in de hand genomen, uit de huid aan de buikzijde eene zeer fraaie, karmijnroode vezelachtige stof afscheidt, welke ivoor en papier zoo blijvend kleurt, dat de tint er van met al hare helderheid tot heden bewaard is gebleven. De aard en het nut dezer afscheiding zijn mij geheel onbekend. Van Dr.