United States or Saint Martin ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Zal ik je wat zegge?" , zei Suikerpeer uitbundig: "komme juillie allemaal hier dan fresse we bij mekaar botje bij botje"... "Ja doe dat", knikte Reggie: "gesjogtenheid is geen gesjogtenheid as je déélt"... "En v

Toen ging hij staan en riep: "Mannetje, mannetje Timpetee, Botje, botje in de zee, Mijne vrouw, mijn Ilsebil, Wil niet, zoo als ik wel wil!" "Nu, wat wil ze dan?" vroeg de bot. "Och," zei de man, half treurig: "nu wil ze in een kasteel wonen." "Ga maar heen," zei de bot, "ze staat al voor de deur."

De algemeene naam van de orde der visschen, vertegenwoordigd door de geslachtsnamen Vis, Visch, De Vis en De Visch, moge hier weer den byzonderen vischnamen voorafgaan. De Haay, Steur, De Steur en Van der Steur, Rog, Paling, Maeckereel, Schol, Bot, Both, De Both en Botvis, misschien ook Botje zie bl. 398. Volgens De Navorscher, dl.

Toen schreeuwde de man, en hij kon zijne eigen woorden niet verstaan: "Mannetje, mannetje Timpetee, Botje, botje in de zee, Mijne vrouw, mijn Ilsebil, Wil niet, zoo als ik wel wil!" "Nu, wat wil ze dan?" vroeg de bot. "Ach!" zei de man, "ze wil worden als onze lieve Heer!" "Ga maar heen, ze zit al weer in het hutje bij den mesthoop," zei de bot.... Daar zit ze nog tot op dezen dag.

Talrijk zijn de geslachtsnamen en plaatsnamen, waar aan deze mansnaam ten grondslag ligt; b. v. Bottinga en Bottenga, de volle oude patronymika, en Botnia met Van Bothnia, de versletene formen daarvan; zie bl. 66. Verder Bottema, Botma, Bottens, Bots en Bottes, en in verkleinform Botje, Botke, Botjes, meest allen in de friesche gewesten inheemsch.

Gauw als water klom hij tegen zijn eigen been omhoog, doch werd nu door zijn beulen doorschoten. Zijn treurig lot werd door Van der Does in treflijke Latijnsche verzen herdacht. Wat een onnoozel botje soms beteekenen kan. Gelijk ik hierboven reeds meer gezeg heb, waarde lezers, ik onderstel, dat de geschiedenis van het Beleg van Leiden u bekend is.

"In de vest bij de Koepoort," antwoordde Berkheij: "en wil je eens zien, wat ik gevangen heb?" Dit zeggende hief hij zijn hengel omhoog en lichtte uit den aker een visch op, die nog aan 't snoer vastzat. "Een botje!" riepen de omstanders. "Ja! maar welke soort?" vroeg wederom Berkheij: "hebt gij een van allen ooit in onze wateren zulke bot zien komen?"

Nu het was zoo en ik dankte er God voor, maar vooral ook de goede mevrouw, die ons een onbezorgden ouden dag had verzekerd. Koendert, die altijd vriendelijk was geweest, en 'en goed kameraad, vroeg me, een maand of twee later, of we botje bij botje zouden leggen, maar zie je, daar kon ik zoo dadelijk geen antwoord op geven.

De derde bot hebben we gesoigneerd als een juffers-hondje. Lou zei dat het petroleumstel niet fel genoeg brandde. Ik heb de pitten opgedraaid, weer weinig olie gebruikt en nog eens hetzelfde resultaat. Het botje dee allemaal pogingen om de pan uit te krommen. "Nee, niet drukken!" riep ik: "Laat 'm an zijn lot over. Wij knoeien d'r te veel mee. Hij zal wel weer recht gaan liggen..." Jawel.

Toen werd de man zoo angstig en verlegen, en hij riep zoo bang, zoo bang: Mannetje, mannetje Timpetee, Botje, botje in de zee, Mijne vrouw, mijn Ilsebil, Wil niet, zooals ik wel wil!" "Nu, wat wil ze dan?" vroeg de bot. "Ach, bot," zei de man, "mijne vrouw wil keizerin worden." "Ga maar heen," zei de bot, "ze is 't al."