United States or Italy ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nauwelijks waren zij gezeten, of het doek voor 's konings tent werd op ruwe wijze uiteengescheurd en in de opening verscheen eene afschuwelijke gestalte: eene oude vrouw, met boosaardig grijnzend gelaat en fladderende, grijze haren. Bij haar binnentreden rezen alle ridders van hunne zetels overeind. "Kundri, de Graalbode," fluisterden zij met huiverend ontzag, "wat zou zij te melden hebben?"

In den herfst wordt hij een havik met booze oogen en scherpe klauwen. Vertrouw het mos niet, noch het heidekruid, noch de berghelling. Boosaardig is de natuur, bezield door onzichtbare machten, die de menschen haten. Er is geen plaats waar ge een voet veilig neer kunt zetten. Wonderlijk is 't, dat dit zwak geslacht zoo veel vervolging ontkomen kan. Een heks is de angst.

Mie volgde hun voorbeeld. Dat is straf... Zij blijft zitten, en keert mee terug. Zij weet van toeten noch blozen, misprees Madame. Zij zal staan zien, grinnikte Snepvangers boosaardig. Met zijn kladdeken Fransch wist Snepvangers zich te behelpen. De conducteur keek bevreemd naar de ongeknipte reisbiljetten in het reisboekje, maar zei niets.

Ondanks hunne ruwe onbeschoftheid, hun gestadige vechtpartijen en herhaalde botsingen met de justitie, zijn zij in den grond niet boosaardig van natuur en wel te leiden."

Daardoor ontstaat die verlammende vrees, die 't leven zwaar maakt en de schoonheid der lachende dreven verwoest. Boosaardig is de natuur, valsch als een slapende draak. Nergens kan men op vertrouwen. Daar ligt het Löfvenmeer in zijn heerlijke schoonheid, maar vertrouw het niet. Het loert op roof; ieder jaar moet het zijn schatting van drenkelingen brengen.

Elisabeth, die met gespitste ooren lag, hoorde haar snikken. Zij zag, door het maanlicht turende, de gestalte harer zuster stuipachtig trillen, en glimlachte boosaardig. "Zij weent omdat die man heengaat," dacht zij. "Ween maar niet, Beatrice, ween maar niet! Wees gerust: je krijgt je lieveling wel terug. Hij is even gek op jou als jij op hem bent."

En die Suef keek ons daarbij zoo boosaardig lachende aan, alsof hij er in groeide ons te kunnen ergeren. Het liefst had ik hem met mijn zweep wat gegeven. Hij verkneukelt zich in de gedachte, dat hij nu vóór ons zal aankomen. En gij hebt hem niets gezegd? Geen woord. Best! Kijk, hij heeft zijn paard aan den teugel, achter zich aan. Hij zelf gaat in de schuit en de merrie mag hem nazwemmen.

Dat mijn kapitein een boosaardig man was, mag men niet gelooven; maar wat doet het er toe? De inbeelding, wanneer zij met ziekelijke ontsteltenis is getroffen, schept spoken en ondergaat hunnen invloed, alsof zij werkelijk bestonden. Met mij was het zoo gesteld.

In de kooi was hij niet bang voor den Hond, wiens geblaf hij beantwoordde, terwijl beide dieren dicht bij elkaar, maar ieder aan een andere zijde van de traliën, stonden. Als men een voorwerp, b.v. den vinger van een handschoen door de traliën stak, beet hij er in en trok er met kracht aan. Over 't geheel genomen is hij zeer boosaardig. Van muziek heeft hij een afkeer.

Weldra kalmeert zich nu zijn woede, het boosaardig oog verkrijgt een zachtere uitdrukking en smeekt om erbarming. Dan worden de banden losgemaakt, en zelfs de bijtlustigste Aap schijnt nu volkomen vergeten te hebben, dat hij eertijds vrij in 't woud geleefd heeft."