United States or Netherlands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zijn hart bonst, terwijl hij de sleutels nauwkeurig naar volgorde gebruikt bijna aarzelend, alsof hij bang was voor hetgeen hij daarbinnen zal zien.

Krijscht daar niet eene koord om het hout? Gaapt daar niet de sterke aarde? Het bonst, het stoot, het dondert. Moeder! .... Moederken! .... Rustig gaapt de aarde, en rustig staat, nevens de holte, de berrie bloot. Nu breekt het, nu, eindelijk, breekt er iets in zijn hoofd, de felle warmte schiet op rond hem en overdoet hem gansch.

Sedert, om hem te verzoenen, had zij zich door hem verkoopen laten, telkens en telkens.... Ook aan den Keizer.... Had hij zich niet gewroken.... Nu waren de jaren gewenteld.... Zij zag hem steeds aan, onderging zijn vreemde kracht, als magiesch, in zijn doorzenuwde zwakte. Maar er werd gebonsd op de deur. Lavinius....! riep zij. Bónst een komediant op de deur van Crispina? lachte hij.

Vreeselijk bonst haar het hart terwijl ze nu schier in hetzelfde oogenblik de hand naar gindschen deurknop uitstrekt. Zij voelt, ze weet het, daar, dáár moet hij zijn. Philip Helmond staat onbeweeglijk. 't Is hem alsof hij versteend is. Nu zal ze komen. En, de deur ziet hij opengaan. Met gejaagden doch onhoorbaren tred, kwam daar een vorstelijk schoone gestalte naar binnen.

Dan komt Duister vallen: De mist ligt laag op 't water: zien en hooren Vergaan, alleen de horens hoeënd schallen.... Hol-dof een botsing bonst: men raadt een smoren, Van schril zoevend gieren door want en stag, Die knerpten. Hoorde-i niet, hoe de andren joegen Hierheen en daarheen, zuchtten, riepen, kloegen? Hij las maar, las, totdat hij niets meer zag ...

Gedurig drukt hij de hand tegen het gloeiende hoofd, dat hem bonst alsof 't bersten zal; eenige malen grijpt hij in de kleeding waar zij hem de hijgende borst bedekt, als waant hij zich daardoor lucht te zullen verschaffen. De last wordt Brolet te zwaar.

Ik weet niet wat hij met mij doet, Ik weet alleen maar dat Ik hem nog ééns iets zeggen moet, Maar niet wanneer of wát. Want altijd als ik spreken wil Dan bonst mij in de keel Mijn hart alsof het breken wil En zegt: "gij zegt te veel." En altijd als ik zwijgen wil Dan zegt mijn hart in mij: "Spreek nu, want zwijgt ge nog stil, Dan gaat het uur voorbij."

Zij nadert snel vol geheimzinnigheid als op vleugelen gedragen! Ge onderscheidt reeds de golvende manen, de blinkende geweerloopen, de strakke, ernstige gezichten! Zie, daar is ze, de schaduw! De vlakte dreunt en bonst onder den hoefslag van vlugge paarden! Op zij, onvoorzichtige! Maak ruimte of die vreeselijke schaduw gaat over u heen!

O God! ben ik dan schuldig als ik de beeltenis van het vijftienjarige meisje een enkele maal bezie met een kalmen blik, met de bee voor haar heil in het hart? Neen, ik kan het niet verscheuren, ik kan het niet wegdoen. Mijn God, wat bonst weer dat hoofd. O Eva, Eva! als je wist wat ik lijd!....

En de moeder staat weer voor het winkelraam. En de donkere wolken jagen nog altijd boven de straat in de richting van het marktplein. O! waarom bonst haar hart zoo geweldig? Zou het toch mogelijk kunnen zijn dat hij...?