United States or Benin ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ook een persoonlijk vriend van me, Bonger, heeft mij er toe gebracht en dan de figuur van Van der Goes. Er bestond toen een studentenvereeniging, S.L., die sociale lezingen hield tegenwoordig is die in een beetje anderen vorm herrezen. Het was indertijd een zuiver socialistische vereeniging en die oefende toen een grooten invloed uit.

Bonger bleef staan. "Zei ik, dat ik God was? Ik ben 't eeuwige leven. Ik ben de vruchtbaarheid. God heeft me gezonden. Bedek me niet". Weer stapte hij achteruit. "Bedek me niet. Ik ben de vruchtbaarheid. Breng alle vrouwen hier, alle jonge vrouwen. Alle zeg ik. Ik ken je wel. Jij bent Bonger, die andere is Graafland. Ik ken jelui wel. Leg dat laken op bed. Zij moet er op liggen.

Die is van de straatdeur. Bonger zou tegen tienen bij jelui komen om 'm te halen. Hij zou vannacht hier slapen. Hij moest vandaag van z'n kast af en kan pas morgen op de de nieuwe. 'k Had 'm gezegd dat ik niet zeker wist of ik thuis zou zijn." "Ga je dan nog uit?" Ze was nu volkomen rustig, voelde op tafel naar de lucifers en stak 't gas aan. , ze konden nix zien. "Ga je dan nog uit?"

Bonger, de dokter en Graafland, die hoofdcommies was bij de post en 't boekenschrijven had opgegeven en van der Meer, die in automobielen dee en 't dichten verachtte. Die niet vooruitgekomen waren zag je heelemaal niet meer. Daar had je Kool, die altijd z'n brood met z'n twee handen at en die zoo lang had geprakkizeerd om de wereld te hervormen, datti koloniaal was geworden.

De God van hemel en aarde stond achter hem: "Consummatum est, ga mee en zie." Om half elf vonden hem Bonger en Graafland. Bonger had den sleutel bij z'n schoonmoeder gehaald. Geheel naakt stond hij in 't midden van de kamer. Z'n linkerarm hing langs z'n lijf, de vuist was gebald, de rechterarm was geheven en wees met den wijsvinger naar boven.

't Fretje, dat 't gebracht heeft tot financieel redacteur van de Provinciale Arnhemsche en Geldersche Courant vertelt overal, dat i met 'm op school geweest is. En alsi in Amsterdam komt, wat nog al eens gebeurt, dan schiet i Bonger aan en begint telkens weer een gesprek over 't dichtertje en z'n werk en doet erg zwaar op de hand en vertelt datti naast 'm heeft gezeten op school.

Er was een zwakke geur van lelietjes van dalen, op den grond lag een blauwe haarspeld. 't Bed lag in wanorde. "Eduard" riepen ze beiden tegelijk. "Ik ben God", zeidi. "Ik ben meer dan God. Ik ben de onwrikbare, de onbarmhartige. Ik ken geen goed of kwaad. Ik doe wat ik moet. Wat ik doe is goed." Bonger nam een laken van 't bed en trad op hem toe. "Ga weg", zeidi en deed een stap achteruit.

Leg haar er op, de eerste, heelemaal naakt. De anderen hoeven niet weg te gaan. Ze moeten zien. Je kunt gaan Bonger, en jij ook, Graafland". Bonger legde z'n hand op z'n schouder. "Sta stil, doe je arm omlaag". De arm zakte en Bonger sloeg 't laken om hem heen. "Ga op dien stoel zitten". Hij ging zitten. Graafland zocht z'n kleeren bij elkaar, van 't bed, van de stoelen, van den grond.