United States or Syria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen liep de pastoor zoo gauw hij kon er uit, en de molenaar zei: »ik heb den zwarten kerel gezienMaar den volgenden morgen in de schemering pakte boerke zich met zijn driehonderd rijksdaalders gauw weg.

De herder antwoordde: »dat staat nog altijd buiten te vreten, het wou niet ophouden en ook niet meegaanMaar boerke zei: »neen hoor, ik moet mijn beest terug hebbenZij gingen toen samen naar de wei terug; maar iemand had het kalf gestolen, het was weg. »Het zal wel ergens heen geloopen zijnzei de herder. »Oelezei het boerke, en bracht den herder voor den schout, en die veroordeelde den herder om voor zijn onachtzaamheid het boerke een koe te vergoeden voor het verloren kalf.

En soms sloeg Tieldeken haar handen van bewonderende verbazing in elkaar en riep geestdriftig uit: Ha moar meniere toch, woar hè-je gij da geleerd! Hij rijdt zeu goed as boerke van Meylegem! beweerden enkelen. Hij 'n doet: boerke van Meylegem ree nóg stirker! hielden anderen vol. Boerke van Meylegem!

Er was een dorp, daar woonden enkel rijke boeren, en maar één arme: dien noemden zij het »boerke«. Hij bezat niet eens een koe, en nog minder geld om er een te koopen; en hij en zijn vrouw hadden er toch zoo graag een gehad.

Het boerke at en ging toen liggen en de vrouw dacht: »die is moe en slaaptNu kwam de pastoor binnen en de vrouw ontving hem vriendelijk en zei: »mijn man is uit, nu gaan wij smullenBoerke had het gehoord, en bij »smullen« dacht hij aan de boterham met kaas, die voor hem goed genoeg was geweest, en dat ergerde hem. De vrouw droeg nu op, vierderlei gebraad, sla, gebak en wijn.

Toen was het heele dorp uitgestorven, en boerke was de eenige erfgenaam, en een rijk man. Twee prinsen gingen op avontuur uit; maar zij geraakten in een woest en losbandig leven, zoodat zij in 't geheel niet meer thuis kwamen.

Boerke ging het nu goed, hij werd een rijk man en de boeren zeiden: »boerke is zeker geweest, waar de gouden sneeuw valt, en men het geld in schepels thuis brengtToen werd boerke voor den schout geroepen; nu moest hij zeggen waar al die rijkdom van daan kwam.

Toen drukte het boerke den raaf op zijn kop, dat hij kwakte en »kerr, kerrzei. »Wat heeft hij gezegdvroeg de molenaar. »Ten eerste heeft hij gezegd dat er wijn onder het hoofdkussen ligt.« »Wat, koekoekzei de molenaar, en hij ging en vond den wijn. »Nu verderzei de molenaar.

»Ze willen mij schout maken, als ik in dat vat kruipzei boerke, »maar ik doe het nietDe schaapherder zei: »anders niet? om schout te worden, wil ik wel in dat vat gaan zitten.« »Als je er in gaat zittenzei boerke, »wordt je ook schoutDe herder vond het goed, en kroop er in en boerke sloeg het deksel goed dicht en dreef toen de kudde schapen zelf verder.

De molenaar woû wel graâg het vijfde ook weten maar boerke zei: »eerst moeten wij deze vier dingen rustig opeten, want het vijfde is iets heel ergsZij aten dus, en terwijl werd er gehandeld, hoe veel de molenaar voor de vijfde waarzegging zou geven; voor driehonderd rijksdaalders werden zij het eens.