United States or Latvia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo wij er al geen pleizier aan hebben, deze weelde van slecht allooi boeit de goede bergbewoners, wier onder tucht staande groepen, blootsvoets en met hun bagage op den rug in alle richtingen door het kerkgebouw schrijden, terwijl de beelden van de Moeder Gods voor de processie uit gedragen worden.

Mevrouw Dorbeen werd zoo rood als de linten van haar muts, staarde in de lamp, en zei nogmaals, als om weer op gang te raken, Ontslagen van de winterboei. Nieuwe stilte. "Die winterboei boeit je tong, lieve!" merkte mijnheer Dorbeen droogkomiek aan. "Foei! daar had ik het nou net, en nou breng jij er me weer af. Wacht! "Zijn waatren drenken de oude zoomen, En 't landvolk"

Die opwinding is gelijk aan het vuurwerk, dat voor een oogenblik door zijn schittering het oog boeit, maar daarna in grooter duisternis de toeschouwers achterlaat; de geestdrift is het rustig schijnend hemellicht, dat door zijn glans den mensch verblijdt.

De kerk der Transfiguratie is veel ouder dan de buitenmuur; die der Hemelvaart dagteekent uit den tijd toen Sint-Filippus prior van Solowetsk was. Maar behalve door deze aantrekkelijkheid van den ouderdom, boeit het Heilige-eiland u ook door den zin voor kunst, het gevoel voor kleur en harmonie, dat overal uit de monumenten spreekt.

En laat ge uw blik rusten op de deels rijk begroeide en bebouwde, deels kale berghellingen op den achtergrond, dan verzoent ge u bijna met deze samenvoeging van natuur en industrie, en boeit u de eigenaardige schoonheid van het in zijne soort schier eenige landschap.

Kortom het is een tooneel vol Oostersche levendigheid en Oostersche kleurenpracht, dat door zijn bontheid en telkens afwisselende indrukken, mede door de bekoring van het nieuwe, den vreemdeling van het Westen ten zeerste boeit en verrukt.

ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Volschoone! wat uw naam is, weet ik niet, Noch door wat wonder gij den mijnen weet; Doch grooter wonder boeit mijn oog; het ziet Een hemelgeest, met lieflijkheid omkleed. Zeg, dierb're, hoe ik denken, spreken moet; Onthul voor mijn verstand, dat aardsch en zwak, Vol dwaling, bot en loom is, niets bevroedt, Den duist'ren zin van wat uw mond daar sprak.

Het geld boeit het oog; geld prikkelt de zinnen; geld vervult de gedachten; er wordt op geld gepeinsd en gezonnen; en de gedachte aan geld neemt zoozeer aller hart in, dat geld te winnen voor velen het rijkst ideaal, geld te verliezen een nagel aan hun doodkist wordt. Van de loterijen, de speelbanken, de roekelooze speculatiën zwijgen we nu nog.

Thénardier merkte deze beweging op, en sprak voort met de langzaamheid van een redenaar, die zijn hoorder boeit, en de hartklopping van zijn tegenstander onder zijn woorden voelt: "Deze man, die gedwongen was zich te verbergen, om redenen, die overigens aan de politiek vreemd zijn, had het riool tot verblijf gekozen en bezat er een sleutel van.

Nu dacht ik, dat we hun moesten vragen ons een geschiedenis te vertellen, en ik beloof aan hem, die ons 't meeste boeit, den halsdoek, dien ik hier bezig ben te naaien." Dat voorstel werd zeer toegejuicht. De twee, die tot dien wedstrijd werden opgeroepen, maakten natuurlijk eerst wat bezwaren, maar ze gaven gauw toe. Klement stelde voor, dat Bernhard beginnen zou, en die had er niets tegen.