United States or Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij is niet gelast, de bochels der boete af te nemen, antwoordde de pelgrim. Neemt hij er andere af? vroeg Uilenspiegel. Ja, als de bulten jong zijn. Als het mirakel der genezing geschiedt, is 't volop kermis in de stad.

Uitlachen is kwetsend, zelf lachen verstandig." "Nu, uitlachen is het woord, niet bepaald; belachelijk is Dorus in 't geheel niet, zóó mismaakt is hij niet." "Neen! hij is mooi... Zijn eene schouder is wel een handbreed hooger dan de andere; 't is een koning onder de bochels, hoor!" "Barbara, wat overdrijf je! Vind je het ook niet, Augusta?"

Maar de gierigaards wreven hardnekkig hunne bochels tegen het graf, zonder iets te zeggen en vooral zonder iets te geven. Uilenspiegel trok 's avonds naar eene taveerne, waar hij kermis vierde. Alvorens slapen te gaan, dacht hij er aan dat de deken, zoo niet alles, dan toch zijn deel van den buit zou eischen.

Hij is echter meer in het zuidelijke, dan in het noordelijke volksgebied thuis en kwam door Fransche bemiddeling tot ons; zelfs is hij, volgens de onderzoekingen van Driesen, oorspronkelijk van Fransche herkomst, en niet van Italiaansche, zooals men gewoonlijk aanneemt. De meest algemeen-nationale komische volksfiguur is onze Jan Klaassen, met zijn twee bochels en zijn krommen neus.

Verschillende hunner traden op met dieren: zij dansten planipes ongeschoeid een klein naspel, een atellana; zij waren grotesk gegrimeerd; zij kwamen op met bokken en geiten; zij zongen van obscene dingen; zij waren Maccus, Pappus, Dossenus, de drie paljas-typen, die het volk beminde; zij waren Acco, Mormo, Alfito, de drie oude, buikige vrouwen maar door mannen gespeeld, die zingend verhaalden en gebaarden van kluchtige geboorten en miskramen, en de kluchtgodinnen van de Vruchtbaarheid zijn; zij hadden groote ooren, dik lippige muilen, schele oogen, bochels; zij waren mal, obsceen, grotesk, vraatzuchtig; zij sloegen elkaâr, vielen plat op elkaâr over den grond.

Toen kwam een lange dame, die een bochel op den rug had, terwijl haar borst plat was als het zwaard der wrekende gerechtigheid. Heer schilder, sprak zij, als gij mij langs voren geen twee bochels geeft, in stee van éénen langs achteren, doe ik u als giftmenger vierendeelen. En de hofdame ging voort.