United States or Saint Barthélemy ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze zeiden dat de kou mijne hersens moest hebben doen bevriezen, of dat de traan der Eskimo's mij naar het hoofd moest geslagen zijn. Ze zeiden dat ik gek was. Ze geloofden mij niet! »Ik kwam hier, te Londen. Mijne betrekkingen waren alle gestorven en vreemden kenden mij niet meer. Ze wisten wel dat er een Jack Bobson was geweest op de Erebus. Maar die Jack Bobson moest omgekomen zijn als de rest.

Zie, Sir! en dit alles had =ik= gevonden en ontdekt ik, Jack Bobson, een eenvoudig ijsmeester van de Erebus, geheel alleen Jack Bobson, Sir, die hier aan deze tafel met u zit! Gelooft ge mij? »De monsters deden mij geen kwaad. Nu en dan gluurde er een met een oog als eene scheepslantaarn mij aan; maar geen sperde er zijnen muil open om mij en mijne boot op te slokken.

Toch ben ik nooit na dien avond teruggekeerd in het rustige ale-huis nabij de Waterloo-brug. Ik had het hart niet, Jack Bobson onder de oogen te treden, en hem te zeggen of te toonen dat ook =ik= hem niet geloofde. De Jonkvrouw van Hillegersberg. Sage, Gij lieflijke, Oud van den beginne, Jong totaan het einde Verjong ons met uwe jeugd!

Zoo dan, nadat ik de cairn opengebroken en mij behoorlijk met spijs en drank versterkt had, was ik weer als een borst van achttien jaren. »Daar rees in mij eene stoute gedachte. »Jack Bobson", sprak eene stem in mijn binnenste: »gij kunt een beroemd man worden, zoo beroemd als de grootsten van oud-Engeland's helden. Uwe makkers ontdekken de Noordwest-passage.

Als de Yankee Kane werkelijk zóó ver geweest is, dan had hij verder moeten gaan: en als hij gezien heeft wat hij vertelt, dan had hij méér moeten zien. Curse me, Sir! ware Kane de Yankee geen lafaard geweest, zoo stond Jack Bobson thans niet geboekt als een leugenaar! »Kane vond eene open zee en eene hooge temperatuur. Hij vond gras aan de oevers, en kudden muskusossen, en zwermen watervogels.

Gij, Jack, ontdekt de Pool!"...... Ei ja! waarom zou ik niet? Ik wist den weg; niets ontbrak mij tot de reis; 't was zomerdag; de zee lag open, en er woei eene vaste bries uit het Zuiden. Voorwaarts, Jack Bobson! voorwaarts! »Fluks maakte ik de sloep ree met zeil en riemen, roer en tuig, en met eenen overvloed van mondkost en kleeren, wapens en kruit.

»En hier zit ik nu, Sir ik, Jack Bobson met de grootste ontdekking na Columbus in mijne hand en, curse them, Sir! They won't believe me! They won't believe me!"................. Kermend had mijn verteller zijnen laatsten klaagtoon uitgestooten. Zijn gerimpeld gelaat vertrok zich als tot schreien. Ik had medelijden met hem.

Hij vond, terwijl zuidwaarts alles ijs was en bijtende vorst, milde regenwolken en nevel in het Noorden. Welnu! ik zeg u dat hij verder had moeten gaan en méér had moeten vinden. Achter dien nevel lag nog iets beters. »Dát heb =ik= gezien, Jack Bobson, die hier zijn bier met u drinkt. Ik drong heen door den mist, niet meer zeilend, maar roeiend, over eene zee die door geen zuchtje werd gerimpeld.

»'t Ging alles best tot het Beechey-eiland, waar we dien eersten winter ons kwartier opsloegen. Doch toen de zon weer uit haar nest gekropen was, in Mei, of Juni, ging Jack Bobson te kooi liggen met eene vreemde ziekte, die bij hem in de familie zat, en deed alsof hij stierf. Dit was stom van Jack.

»Ja! ze hebben mij begraven. Ze meenden dat Jack Bobson dood was. Maar Jack heeft ze allen overleefd! Ik ben het, die hier tegenover u zit. Ik ben Jack Bobson en de arme Sir John had geen knapper ijsmeester op zijn schip. »Van Jack Bobson hebt ge zeker nooit gehoord. Maar wel van Sir John Sir John Franklin? Nu, ik voer met hem mee op de Erebus, in het jaar '45.