United States or Yemen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doch overigens is ook deze roman gelijk aan alle overige: ridder KEYE, ARTUR'S drossaart, een half komisch half verachtelijk personage, bespot den boerenzoon; FERGUUT overwint ridders, bevecht eene reuzin, neemt deel aan het beleg van eene stad enz. Iets eigens hebben ook de romans van Floris en Blancefloer en van Partonopeüs en Melior.

Fraaie verzen of brokken van het oorspronkelijk gedicht zijn niet zelden door even fraaie Nederlandsche weergegeven . Hooger dan de Partonopeüs, het hoogst misschien van al deze bewerkingen, staat DIEDERIC VAN ASSENEDE'S Floris ende Blancefloer.

Een aantal dezer romans zijn in hun geheel of gedeeltelijk tot ons gekomen. Het zijn verhalen over de lotgevallen van Lancelot,, Percevael, Walewein; de romans van Ferguut, van Torec, van den Graal en van Merlijn; de roman van Alexander en die van Troje; eindelijk de verhalen van Floris en Blancefloer en van Partonopeus en Melior.

Zooals onder de Frankische romans o.a. de Aiol den overgang vormt van de vertalingen op een waarschijnlijk zelfstandig werk als Karel en Elegast, zoo staat hier de bewerking van Floris en Blancefloer tusschen de vertaalde romans en een paar werken die mij voorkomen zelfstandig te zijn: Moriaen en Walewein.

De dichter van Floris ende Blancefloer spreekt bepaaldelijk niet tot dorpers, maar tot lieden van stand en ontwikkeling . Het Leven van Sinte Lutgart richt zich nu eens tot "heren ende vrouwen", dan weer tot "closterliede", "grote ende clene", "man noch wijf in desen ringe". Zijne uitdrukking: "die hier te ringe sijt geseten" toont ons, dat het publiek ook wel in een kring om den voordrager heen zat.

Hier blijft het bij praten, maar gewoonlijk blijft het daarbij niet, want ook van deze weigerachtige jonkvrouwen en smachtende jonkers gold: "vuur en stroo dient niet alzoo." In het stroovuur van den hartstocht blaakt zoo menig dolend ridder voor zoo menige geschaakte jonkvrouw die hij op zijn weg ontmoet, die hij verlost uit de macht van een of anderen rooden ridder of afzichtelijken dwerg en die hem verder in zijne eenzaamheid wat opmontert. Maar wij krijgen ook liefde van beter allooi te zien: trouwe liefde als die van WALEWEIN voor YSABELE, van FLORIS voor BLANCEFLOER, van PARTONOPE

Dat de vrouwen in deze romans op den voorgrond treden, is reeds uit het voorgaande gebleken; duidelijker nog blijkt het, indien men er op let, hoe de aandacht die vroeger alleen of voornamelijk den man geschonken werd, nu in beslag wordt genomen door een minnend paar. Wie aan FLORIS denkt, kan BLANCEFLOER niet vergeten; PARTONOPE

Omstreeks 1170 werd binnen of bij de grenzen van dat land de bekende geschiedenis van FLORIS en BLANCEFLOER bewerkt in een dialect, dat misschien oorspronkelijk zuiver Limburgsch geweest is of althans met evenveel recht tot het Nederlandsch als tot het overige Nederduitsch kan gerekend worden . Het is den schrijver dezer bewerking, die een Fransch voorbeeld volgde, blijkbaar slechts om het verhaal te doen geweest; reflexie is, naar het schijnt, afwezig.

Toch zijn de voordragers er wel op bedacht, aan het dreigend "te veel" te ontkomen. Zij beseffen, dat zij hier en daar kort moeten zijn; dat toonen ons staande uitdrukkingen als: "Wat holpe hiertoe lange tale?" of eene wending als deze uit Floris en Blancefloer: Het soude u allen dinken te lanc, Noemdic u die gherechten alle .

Door de ouders van FLORIS gescheiden, komen zij na tal van boeiend vertelde, met naïeve kunst fraai beschreven, avonturen weer samen; FLORIS wordt Christen en trouwt BLANCEFLOER. Later worden zij de grootouders van KAREL DEN GROOTE.