United States or Brunei ? Vote for the TOP Country of the Week !


Onze kerk heeft wijselijk gehandeld, dacht ik, toen zij verbood dat de bijbel in alle handen kwame; want men kan met de letter van de Schrift toch alles goedmaken." "Waarlijk," zeide Mom met een schamperen lach: "ik dacht niet, dat gij bijwijlen zulke goede gedachten hebben kondt."

Was Rezia zelve hem wezenlijk getrouw of behandelde zij hem niet anders dan den echtgenoot, die toch zooveel meer dan hij hare liefde verdiende? Of Selim werkelijk enkel om staatkundige redenen haar bijwijlen opzocht, dan of ook andere hem naar Feizi's vrouwenvertrekken voerden? En dan die zamenzwering waarin hij, Siddha, hoe langs hoe meer gewikkeld werd!

Toen huilden zij alle drie in stilte, een lange wijl. Meester De Vreught had zijn zakdoek uitgehaald en snoot zich luidruchtig. Buiten in een dof gegons van menigte, klonk bijwijlen het stampen van de hoefijzers van het paard op de stenen. Komaan,... komaan, Fortuné, 't is tijd, sprak meester De Vreught, Massijn bij de mouw trekkend.

Een ficus toont hier en ginder zijn donkerglimmig gebladerte. Bijwijlen komt onder het zware groen het bruin te zien van daken, en langs het oeverriet het donkere vlechtwerk van uitgezette fuiken. Door een bres in den boomenwal zie ik ruige rijstvelden, op primitieve wijze bebouwd. De zon hangt dofrood op den rand van het westelijk oeverwoud.

In zijn andere romans, in "Pendennis," in "Philip," zelfs in "Vanity Fair," is hij zich bijwijlen te zeer bewust van zijn publiek, en bederft zijn werk door zich onmiddellijk te richten tot de sympathieën zijner lezers of door onmiddellijk met hen den draak te steken. Een waarachtig kunstenaar neemt volstrekt geen notitie van het publiek. Het publiek bestaat voor hem niet.

Wij hoorden inderdaad, in de richting van het dorp Weelde, gebriesch van paarden en bijwijlen een zeker onuitlegbaar dof gerucht, dat ons de nabijheid van eene groote menigte menschen aankondigde. In de duisternis drukten wij elkaar met geestdrift de handen; wij waren blijde, dat het ons eindelijk werd vergund, ons bloed voor het vaderland te vergieten.

Hij voelde zich nu bijna volmaakt-gelukkig, vooral wanneer hij bijwijlen na 't avondeten, de hem op aanvraag toegezonden catalogen met modellen van motorbootjes, zat te bestudeeren, heel alleen, terwijl Trees de gedurende den dag gekochte lompen bij den opkooper te gelde maakte ... 't Wijf mocht niets weten, ze zou heur tong roeren, maar werken moest ze, werken iederen dag en de centen afgeven, anders sloeg hij heur onbarmhartig ... Hoe lang zou 't nog wel duren eer hij zijn moteurken aanschaffen kon?... 't Hoefijzer, dat hij tegen den boeg van zijn roeibootje gespijkerd had, deed hem wel wat meer verdienen en ook, 't weder was gunstiger dan in 't begin van den winter ... maar rekenend en herrekenend vond hij dat er nog wel honderd frank ontbraken ... Geen kleinigheid!... maar komen zouden ze er ... vast en zeker!...

Daar vóór hem brandde het lantaarntje. Rondfladderende vogels deden het bijwijlen schuil gaan. Maar de oogen van den Melaatsche wendden zich niet van hem af, en hij zag hem staan, hoog opgericht bij den achtersteven, roerloos als een zuil. En dit alles duurde zeer, zeer lang. Toen ze in de hut gekomen waren, sloot Juliaan de deur, en hij zag den Melaatsche op het bankje zitten.

Stilzwijgend en teruggetrokken van aard, is alleen de zucht naar genot, en bijwijlen ook de geprikkelde eigenliefde, in staat, hen voor een tijd uit hunne droomerige ongevoeligheid op te wekken.

In de kamerdiepte stond een ebbenhouten bed, welks ligmat uit riemen van ossenleder was gevlochten. Er boven hing een gouden beukelaar, die glansde als een zon. Antipas ging dwars de zaal door en strekte zich uit op het bed. Phanuel bleef opgericht staan. Hij hief den arm en sprak, als in bezieling: "De Allerhoogste zendt bijwijlen een zijner zonen. Jaokanann is een van hen.