United States or Benin ? Vote for the TOP Country of the Week !


Jaloersch! ja, helsch jaloersch was Bijou; hij kon het kleine kind niet zetten, en zoodra het toevallig op moeders arm in zijn nabijheid kwam, gromde en blafte hij of liet de tanden zien.

Sedert vier dagen was Bijou plotseling verdwenen, spoorloos verdwenen; zonder afscheid van zijn vazallen te nemen, was de tiran heengegaan. Waarheen?

Bijou beschouwde, van den dag af datde ko’praalzijn eerste kliek aan Jaantjes zijde verorberde, zich als zijn vriend, sprong wellevend tegen de infanterie-pantalon op en likte zelfs het zijdgeweer des krijgers. Helaas! zijn toenadering werd niet gewaardeerd. Janus onthaalde hem op eenallo vort!” en verklaarde, al kauwend, aan zijn uitverkorene, „dat hij ’t zuur ân honden had.”

In Maries schoot vergat Bijou gewoonlijk des avonds de vermoeienissen van den dag en droomde van een zalig niets doen, zooals alleen een verwend schoothondje droomen kan.

Ze overlegden, dat ’t best zou kunnen gebeuren, dat hun lieveling nogmaals voor de verleiding bezweek; daarom namen ze voorloopig een afwachtende houding aan en duldden hem nu dáár, waar hij vroeger werd vergood en vertroeteld. Arme Bijou! Beklagenswaardig slachtoffer vande liefde.” Ongeveer een jaar later was in Stralings huis een groote verandering ophanden.

Als ’t niet mogelijk is om dien hond uit de kamers te houden, moet hij weg, de deur uit,” bromde Frits tegen Jaantje, die als goede kameraad voor Bijou partij trok door te zeggen: „Dat kan uwes geen meenens wezen, meheer; ’t stomme dier heit er toch geen part of deel an, dat er ’n kleintje gekommen is.” Die logische opmerking ontwapende Frits’ gramschap en behoedde Bijou voor ’t wegjagen.

Bijou was reeds eenige weken vóórdat de ooievaar op Stralings dak neerstreek, naar het sousterrain verbannen; zijn rijk in salon en huiskamer was uit en de liefkoozingen, die in vroegere, betere tijden met zoo kwistige hand aan hem werden verspild, bepaalden zich sedert lang reeds tot niet meer dan een gedachteloos aaien, een strijken over zijn kop of rug, als had de hand, die het deed, slechts werktuiglijk een oude gewoonte gevolgd.

Oom zweeg, haalde tegen Frits, die stil voor zich in zijn baard zat te lachen, de schouders op en dacht bij zichzelf: „Ieder zijn meug.” ’t Dient ter eere van Bijou gezegd, dat hij, naarmate hij ouder werd en fatsoenlijker, zijn uiterste best deed om de liefkoozingen vande vrouwte verdienen.

Om jou ben ik verstooten.” „Marie! Marie! pas op dien hond: hij is jaloersch; hou ’t kind weg!” riep Frits, die tegenover zijn vrouwtje zat, en haastig opstaande, diende hij Bijou een schop toe, die hem hinkend en jankend, in aller ijl de kamer deed verlaten.

Frits en Marie vermaakten zich met hun kleinen dischgenoot, die onvermoeid was in ’t dankbaar aannemen. ’t Is onberekenbaar hoeveel dankbaarheid een hondenmaag kan bevatten, en Bijou was zóó dankbaar, dat hij liever aan tafel zou zijn doodgebleven dan één enkele bete te weigeren, die Maries slanke vingers of de vork van Frits hem aanboden.