United States or North Korea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Den 20sten heb ik een' beer gedood; den 22sten zijn wij nogmaals op weg gegaan en is mij een' buitengewoon ongeval overkomen. Onverwacht wierp eene berin zich op mij; op zes pas afstands brandde ik mijn geweer los, doch ik miste bij het eerste schot.

Zeg aan Tolstoi, dat ik eene berin met twee éénjarige jongen heb gekocht en of, zoo hij lust heeft aan onze jacht deel te nemen, hij zoo goed wil zijn, tegen 18 of 19 dezer rechtstreeks bij mij in Wolotschok te komen. Hij behoeft volstrekt geen plichtplegingen te maken; ik zal hem met open armen ontvangen, en er zal eene kamer voor hem in orde worden gebracht.

Een van de jonge beertjes had bij ongeluk den poot op Niels Holgerssons gezicht gelegd, zoodat de stakker niet kon ademhalen, maar begon te snuiven. Nu kon de berin den beer niet langer houden, hij gooide zijn jongen rechts en links, en kreeg Duimelot in 't oog, vóór hij op kon staan. Hij zou hem onmiddellijk hebben ingeslikt, als de berin zich niet tusschen hen in geworpen had.

Eindelijk ging hij weer liggen, zonder een woord te zeggen. "Zei ik 't niet?" zei de berin. "Maar jij gelooft natuurlijk, dat niemand, behalve jij, neus en ooren heeft." "Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn met zulke buren, als wij hier hebben," zei de beer kalm. Maar opeens stoof hij brullend op.

Ik heb eigenhandig 29 Beren geschoten en heb er omstreeks 65 zien schieten; ik was er bij tegenwoordig, dat Beren van allerlei grootte en soort een mensch aanvielen; ik zelf ben ook meermalen door hen aangevallen; ik heb echter slechts éénmaal een Beer en een Berin gezien, die bij den aanval overeind gingen staan, en zóó, in opgerichte houding den tegenstander een eind weegs te gemoet gingen.

Toen het tijd van slapen werd, en de berin haar jongen riep, om bij haar te komen, en te gaan slapen, hadden ze zoo'n pleizier gehad, dat ze den volgenden dag verder wilden spelen. Ze namen den jongen tusschen zich in, en legden de pooten over hem heen, zoodat hij zich niet verroeren kon, zonder dat zij wakker werden.

In de verhalen, waarin ik me stipt aan de feiten hield, heb ik eenvoudig getracht al deze dieren even belangwekkend voor den lezer te maken, als ze voor mij waren, toen ik ze ontdekte. William J. Long. Stamford, Connecticut, 1903. Een oude Indiaan, dien ik goed ken, had eens een berin in zijn val gevangen.

Hy liet »de Engel" wegnemen, en »de Beer" daar voor in de plaats stellen »ter gedachtenis hoe Elisabeth de menschen niet als een engel, maar als eene berin placht te bejegenen." En nog heden staat de herberg »de Beer" te Iperen aan de Markt.

"De reusachtige, door Ostaschkoff uit haar hol opgejaagde berin liet niet lang op zich wachten, en draafde, langs een der holle wegen die de woudvlakte kruisten, naar de ruimte waar de jagers stonden. Het toeval wilde dat deze holle weg uitkwam op dien, welke het dichtst gelegen was rechts van de plek waar Tolstoi op post stond, zoodat de graaf de nadering der berin niet kon opmerken. Mogelijk had het dier den jager, op wien het toesnelde, al vooraf geroken, althans het stormde eensklaps uit den tegenover liggenden hollen weg, verscheen onverwacht op de vlakte, op zeer korten afstand van Tolstoi, en draafde regelrecht op hem aan. Kalm legde de graaf aan, trok af, doch raakte het dier waarschijnlijk niet, want nog vóór de rook was weggetrokken, zag hij eene reusachtige, donkere massa voor zich, waarop hij bijna

"Ik geloof, dat de menschen alleen op de wereld willen zijn," zei de berin. "Al laat je hun vee en hun volk met rust, al leef je van boschbessen en mieren en groen, dan mag je nog niet in 't bosch blijven wonen. Ik zou wel eens willen weten, waarheen we moesten verhuizen om rust te hebben." "Hier in de groeve hebben we 't immers jaren lang best gehad," zei de beer.