United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Zou dit overal zoo wezen, dacht hy, en is dit nu de bekwaamheid die ik me moet eigen maken om iets te worden in de wereld?" Koningen van Afrika waren eigenlyk de heeren wier gesprekken hy beluisterde, niet, maar zeer aanzienlyke menschen toch. Daar waren dokters onder, geleerden, leden van den stadsraad, jazelfs groote koopluî ... misschien wel m'nheer Kopperlith in eigen persoon.

Haar oog, haar houding, ja de lucht-zelfs die ze omzweefde, Waar in zy adem voud, door wie haar boezem leefde, Was Godlijk in mijn oog, en bond my als den steen. Volschoone, ik minde, en ach! mijn laatste heilzon scheen! "Elpine, u heugt de dag, dat eenzaam, droef, aan 't dwalen, En zichtbaar voor uw oog, mijn oor de nachtegalen Beluisterde in dit woud.

Ze was weer in 't gewoel van de haastige menschen, ze taakte weer het drukke werk van al die dravende lijven, en, hoe onzeker ook, ze genoot de luchtige vrijheid lijk overrijd. Maar gauw drilden hare voeten, al slaande tegen hare rokken, en ze beluisterde den slag, hem gauwer aanzettend, om gauwer ginder te zijn.

Holland en de zee, het is of men van moeder en dochter spreekt ... maar het voorbeeld van den Griekschen redenaar, die de wateren beluisterde, schijnt voor de onzen te loor gegaan.

In de stilte begon-ie 't zout in de zak terug te duwen, de zak die door Druifs vuistslag was open gesprongen. Zij, onbeweeglijk, beluisterde 't gewrijf van z'n vinger. De armen op tafel stuttend, diep van medelijden, verontschuldigde-ie zich nog eens: "...Vin je dat nou zòo vreeslijk, tante? Heb 'k zóo de gewoonte je met opzet te hindere?"

Albien beluisterde haar en seffens was hij weer vol begeesterend geneuchte. En hij liet zijne oogen opflikkeren van leute en knikte: Dát zal een geluk zijn! Goedele lachte treurig: Ja, een geluk en een vrede. Ik had het zóo gepeinsd en zóo was nog mijn eenig verlangen. Ik deed het niet voor mij, maar het zou mijn wroeging stillen. Zie!

Hij was wel een beetje verlegen als hij de zaak aan Johannes uitlegde, en daar kwam dan een kleine koortse langs zijn woorden. Johannes beluisterde hem zonder spreken, al spelend met zijn rietje langs de reetjes van den vloer. 't Gesprek liep heel zonderling ten ende en een kilte bleef haperen in 't geluchte. Voor Goedele was 't eene ontzettende verwondering.

Sprekend met schijnbaar-opgewekte en-toen's, saamschrapend de klein-holle evenementen der reis, om ze bezig te houden, gloeide de heete wrevel van het weken-gedùld-zijn tot zijn keel, 't vrindlijk gedùld-zijn door den kaptein, door den hofmeester met 't rooie-puisten-gezicht, door de beenige kerels die de zee had verdierlijkt tot uiterlijk-brave bonken, wier visie van land één groot bordeel met zuipende meiden, harmonica-gekerm, whiskey was. Het waren dagen van eenzelvige melankolie, altijd besloten in de kleine cabin en de maaltijden en het gebed, dat hij aanhoorde als vreemde, dat hem hinderlijk was, hinderlijk om 't bóék, hinderlijk door den terugslag die er van uitging, terugslag van jóódje, alleen en zwijgend bij grove kerels. Van af den éérsten dag toen hij ziek in de kuil zat en het gezoek beluisterde, het gepraat in de cabin, het gevraag: "waar is 't joodje?" , de antwoorden: "'t joodje is" en wèer "'t joodje is" nog eens "de jood" en "òns joodje" zoo zonder ophouden en het gezond-lallend gelach om de uitgelodderde grap van den rooie-puisten-hofmeester, dat-ie liever geen smaus met 'n h

Hij zei dat ze hem diepe pijn veroorzaakte, dat hij haar liefhad boven al wat hem anderszins lief was, en dat hij zou ommekeeren in zijne levensbaan, als het haar zoet mocht zijn. Hij kon niet nalaten, ook op dezen stond van waarlijke smert, zijn gezegden te meten en schoon te sieren in passende golvingen. Hij beluisterde zijn eigen. Hij vroeg: Wat moet ik doen? Ge hebt mij zeer gedaan....

Ze liep. Ze beluisterde weer den korten klop van hare beenen in 't matelijk gedruisch van hare rokken slaan. Ze bleef uitasemen op den drempel van den ellegoedwinkel. De nijpende geur van dees huis kwam haar ontstellen, en, al wilde ze gestadig denken aan 't akelige zicht van Wiezeken, zich daarmee bedwelmend, ze dacht ook aan Ameye, die daarboven waarschijnlijk was.