United States or Vatican City ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dit geldt voor des te fraaier, naarmate de beharing dichter, zachter en gelijkmatiger van kleur is; vooral echter hangt de kwaliteit af van de duidelijkheid waarmede de naar 't blauwachtig grijze zweemende, roodbruine kleur van het wolhaar op den voorgrond treedt.

Het lichaam van de Galago's is eer schraal dan plomp; wegens de overvloedige beharing ziet het er echter voller uit dan het is. De betrekkelijk groote kop onderscheidt zich, behalve door de buitengewoon sterk ontwikkelde, naakte ooren, door de dicht bijeengeplaatste oogen.

De onderdeelen van het oor zijn zeer beweeglijk. De beharing is aan de bovenzijde grijsachtig bruin, aan de onderzijde iets lichter. In het eerste levensjaar zijn de jongen donkerder van kleur dan de ouden. Het aangezicht is tot aan den achterrand der neusgaten en om de oogen met lange haren begroeid; witachtige baardharen hangen over den rand van de bovenlip naar beneden.

In de noordelijke landen is het haarkleed lang, ruig en dicht; het langst aan het onderlijf en aan de bovenste gedeelten der ledematen, ruig aan den staart, dicht en opgericht aan den hals en aan de zijden; in zuidelijke streken is de beharing over het algemeen korter en ruiger.

Hij heeft ongeveer de afmetingen en lichaamsverhoudingen van een middelmatig grooten Windhond; de beharing is overal even dicht en bestaat uit vrij korte haren, die slechts aan den staart verlengd zijn; de kleur wisselt af van fraai bruin- of roestrood tot bruinachtig grijs, is aan de onderzijde lichter, donkerder daarentegen op den snuit, de ooren, de voeten en het puntje van den staart.

Ieder haar is zwart en olijfgroen geringd, waardoor de beharing van de rugzijde een donkerbruine, olijfgroen getinte kleur verkrijgt; de haren aan de borst zijn geelachtig, die aan den buik witachtig, die van de zijden licht bruinachtig; de kinbaard is hel citroengeel; achter het oor bevindt zich een grijsachtig witte vlek.

De punten van verschil tusschen de rassen hebben hoofdzakelijk betrekking op de wijze van kromming van de hoornen op de lengte en andere eigenschappen van den staart en op de beharing.

Bij eenige soorten verlengt de lange en losse beharing zich aan kop, hals en schouders tot goed gevulde manen; het haar heeft een moeielijk te omschrijven kleur, niet zelden overeenkomende met die van den bodem of van de rotsen, waarop zij leven, zooals grijs, grijs-groenachtig geel, bruinachtig groen. Het verbreidingsgebied van de Bavianen strekt zich uit over Afrika, Arabië en Indië.

De fijne bladeren, die slechts zeer weinig water uitdampen en de dichte beharing, die den dauw vasthoudt, zijn oorzaak, dat deze plant op bijna naakte rotsen kan leven, in een land, waar somtijds verscheidene maanden achtereen geen regen valt en waar de dauw de eenige verfrissching voor de planten is. De inlanders noemen deze plant Pico de Paloma, d.w.z. Duivensnavel.

De beharing is dicht en op verreweg de meeste lichaamsdeelen kort en grof. Vóór den wortel van de hoornen staat een kuif, die over het voorhoofd naar beneden hangt; van het oor naar het achterhoofd strekt zich een strook langere haren uit; het voorste gedeelte van den hals is met lange manen versierd. Gedurende het koele jaargetijde gaat de geelachtig witte kleur allengs in grijs over.