United States or South Georgia and the South Sandwich Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het jonge meisje had zachtjes gesproken, maar desniettemin was hem geen woord ontgaan. Dat was nog altijd de goedhartige Lise van vroeger, die haar boterham aan arme kinderen en hare blinkende driepenningstukken, die tante zoo zorgvuldig voor haar verzamelde, aan den eersten den besten handwerksjongen weggaf; zij schudde nog zoo, half trotsch, half bedeesd, het hoofdje, wanneer zij beknord werd.

De keizer slaakte een diepen zucht. Een zilveren kinderstem deed hem uit zijn overpeinzingen opschrikken. Een meisje van ongeveer vijf jaar, meer op een engel dan op een aardsch wezen gelijkend, naderde hem bedeesd en bracht den vreemden gast den nachtgroet van haar moeder. Getroffen keek de keizer op het kindje neer, dat hem het witte handje toestak.

Bedeesd slaat de jongen de oogen neer en doet geen verdere poging om te ontkomen, als Jakob antwoordt: "Ik was zoo even in den stal, juffrouw, en zag hoe die gemeene bochel...." Een toornige blik van den aangewezene treft hem en ontlokt hem de woorden: "Kijk me maar zoo valsch niet aan; 'k zal je straks wel nader spreken.

Hij was, evenals Enjolras, rijk en een eenige zoon. Hij sprak zacht, boog het hoofd, sloeg de oogen neder, glimlachte verlegen, gedroeg zich links, bloosde om niets en was zeer bedeesd. Overigens was hij onverschrokken. Feuilly was een ouderlooze waaiermakersgezel, die met moeite drie francs daags verdiende en slechts ééne gedachte had, de wereld te verlossen.

Kaja zat in de zitkamer met dien stijven, verstrooiden blik vóór zich uit te staren, die haar den laatsten tijd eigen was geworden. Toen hoorde zij plotseling Helle's stem in de kamer ernaast en stond zij op, om te luisteren. "Hallo!" hoorde zij hem roepen eerst een weinig bedeesd, maar langzamerhand wat moediger en luider: "Hallo! Is God thuis? Ja?

Hij was bij al de verbanden tegenwoordig, terwijl mejuffrouw Gillenormand zich bedeesd verwijderde. Wanneer men het wildvleesch met de schaar wegsneed, riep hij: "Ai! ai!" Niets was treffender, dan hem den gewonde een drankje te zien toereiken, met het zachte beven des grijsaards. Hij overstelpte den geneesheer met vragen. Hij merkte niet, dat het steeds dezelfde waren.

"Mogen we ne keer komen zien?" klonk eensklaps een jonge, heldere, vriendelijke stem. Als bij tooverslag, het hart van een zwaar pak verlost, keken al de slijters op. "Zeker, mejonkvreiwe, zeker," klonken bedeesd een paar stemmen. De vier bezoekers waren heel dichtbij gekomen en mejonkvrouw Anna groette de arbeiders met een lieven glimlach en een algemeenen "goên dag."

Maar eindelijk, toen zij zelf hem met een bedeesd lachje vroeg: "Is u misschien iets aan Wesslowsky niet bevallen?" toen barstte hij los, het eene woord viel er na het andere uit en hij zeide haar alles. Wat hij toen uitsprak, deed hem zelf zeer, maar daardoor wond hij zich nog meer op.

Zij keek het meisje aan, roerloos en stom een oogenblik, als was het haar niet mogelijk die eenvoudige woorden te begrijpen. "Wat dijnkt ou, bezinne?" herhaalde 't meisje bedeesd. "Ach joa g'e-woar," antwoordde zij eindelijk, als uit een droom ontwakend; "hij zal nou woarschijnlijk wel honger hèn; hij...." Zij beet op haar lippen en staarde opnieuw, sprakeloos, als verwilderd, 't meisje aan.

Zoo'n goede jongen, mompelde men, maar hij is een beetje bedeesd. Men maakte, dat Jetje het niet hoorde. Marinus trad binnen en, dadelijk, maakte een buiging na aan 't einde van den kring te zijn gaan staan, en las iets voor. Hij hield een folio regelmatig beschreven stuk papier in zijn hand, en veegde het zweet van zijn voorhoofd. Het was een vers van hem zelf, dat hij voorlas.