United States or Tokelau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij zou mij misschien verhinderd hebben naar den oever der rivier te gaan en mij onder de wilgen aan den waterkant te verbergen, om er in het voorbijgaan Babet te bespieden, het lange bruine meisje, dat met de nieuwe lente voor mij was opgedaagd. Maar mijn oom was in diepen slaap gedompeld. Ik gevoelde eene soort wroeging hem te misleiden en op deze wijze te ontkomen.

In de straat Plumet was een zaak te doen, die goed scheen; een eenzame straat, een afgescheiden huis, een oud, vergaan tuinhek, en vrouwen alleen." "Nu! waarom niet?" vroeg Thénardier. "Uw dochter Eponine heeft de zaak onderzocht," antwoordde Babet. "En zij heeft Magnon een beschuit gebracht," voegde Gueulemer er bij. "Daar is niets te maken." "Het meisje is niet dom," zei Thénardier.

Ontsteld kwam Marguerite van den zolder af, waar zij bezig was geweest. Ik gaf haar een stoel, achter in het vertrek, naast Babet, die zwijgend en bleek was, met iets smeekends in de oogen. Wij hadden de kleine Marie op het bed gelegd; zij had niet van haar pop willen scheiden, en sluimerde zachtjes in, terwijl zij haar in de armen klemde.

Daarna, bukte zij zich om het water te scheppen in de holte harer hand; maar de oever was steil, en Babet, die zich voelde uitglijden, hield zich aan de grashalmen vast. Ik weet niet welk een koude plotseling mijn bloed deed verstijven. Haastig rees ik overeind, en zonder schaamte, zonder blozen, snelde ik op het jonge meisje toe. Zij staarde mij verschrikt aan, en begon toen te glimlachen.

Ik ging op den rand der legerstede zitten, mijn oom nam plaats in een grooten leuningstoel, en vermoeid en gelukkig, tot den kin toe ingestopt, bleef Babet met gesloten oogen en glimlachenden blik liggen. Het venster stond wagenwijd open. De geur drong met de zoele lucht van dien zoeten herfstmiddag naar binnen.

Toen ongeveer een week later Babet en Brujon elkander in de gang der gevangenis la Force ontmoetten, terwijl de een naar het verhoor ging en de andere van daar terugkeerde, vroeg Brujon: "Nu, de straat P?" "Beschuit," antwoordde Babet. Alzoo ging deze kiem der misdaad te niet, welke door Brujon in la Force was ontworpen.

Ik herinnerde mij den dag onzer scheiding; mijn oom weende over zijne armoede, die hem dwong mij aldus te laten vertrekken, en Babet had mij des avonds gezworen dat zij op mij wachten zou, en nooit iemand anders lief te hebben dan mij. Ik was verplicht geweest alles te verlaten, mijn patroon te Grenoble, mijne vrienden te Dourgues.

Hij drukte ons aan het hart, dacht aan den doop en sprak van het kind alsof het reeds drie of vier jaar oud ware geweest. En de maanden verliepen onder eene plechtige teederheid. Wanneer wij zamen zaten, praatten wij heel zacht, als wachten wij iemand af. Ik had Babet niet langer lief, ik vergoodde haar van ganscher ziele, ik beminde haar voor twee, voor haarzelve en voor den kleine.

Hij was weder als een kind geworden, en maakte zich bedroeft, omdat Babet hem geen makkertje schonk, dat met hem gespeeld zou hebben. Den dag, waarop mijne vrouw mij aarzelend toevertrouwde dat wij waarschijnlijk binnenkort met ons vieren zouden zijn, zag ik den lieven man verbleeken en moeite aanwenden om niet in tranen uit te barsten.

Zij werd vuurrood en liep heen onder het stamelen: "Dank u, mijnheer Jean, ik dank u wel". Terwijl ik mijne handen afveegde, bleef ik bedremmeld tegenover oom Lazare staan. De waardige man, wiens armen gekruist waren en een tip van zijn gewaad ophielden, keek Babet na, die in allerijl en zonder het hoofd om te wenden, wederom het pad beklom.