United States or Burkina Faso ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ho, wat ben ik blijde dat ik u ontmoet heb!" De goede Annah bezag hare vriendin met aandoening, en haar gelaat drukte genoeg uit, hoe gelukkig zij zich achtte eene weldoenster meer aan hare arme medeburgers te hebben bezorgd. Door Adela gevolgd, ging zij eenige stappen verder in een huis, waar zij wist dat ongelukkigen te vinden waren.

Bij deze uitroepingen sloeg hij zijne hand op de tafel en greep een mes; doch Annah, die deze beweging met eenen schreeuw van angst bemerkt had, sprong hem aan den hals en rukte hem het moorddadig werktuig uit de vuist. "Uwe goede vrouw is niet dood!" riep zij. "Daar, loop met haast, en haal wijn in den eenen of anderen winkel." Zij gaf hem een stuk geld en wees hem de deur.

Honger, koude, ziekte, naaktheid, het is onbegrijpelijk. Ho, ik acht mij gelukkig bemiddeld te zijn, want het is zoo verheugend goed te doen!" "Men zou zeggen, dat gij goesting hebt om te weenen, Annah! Ik zie water in uwe oogen blinken; wees toch zoo gevoelig niet. De arme menschen zijn immers dezen Winter zoo niet te beklagen?

"Welnu," sprak Annah eindelijk, "zeg mij, Adela, vindt gij die arme menschen vuil en walgelijk, zooals wij ze gewoonlijk achten?" "O, neen," antwoordde Adela, "ik ben zoo blijde dat ik u ontmoet heb! Nu schijnt het mij, dat iets heiligs mij verheven heeft, en ik voel eene zielsaandoening, die mij onbekend was.

Zij liepen beiden naar de deur, en eene reeks van zegeningen en dankbare spreuken rolde van hunne lippen, totdat zij de twee weldadige juffers niet meer zagen. Annah noch Adela hadden een woord gesproken, voordat zij op de Ossen-markt gekomen waren; hun gemoed was te vol, hunne zielen te zeer geschokt, om hun toe te laten hunne aandoeningen door de taal uit te drukken.

"Zijt gij nu vergenoegd, moeder?" vroeg Annah. "Och, ja, goede juffrouw, nu zijn wij gelukkig.... Zie ons Janneken daar eens dansen bij het vuur, och arme! En zoo dat klein onnoozel schaapken, dat daar op sterven ligt, kon spreken, juffrouw, het zou u misschien ook zegenen en bedanken."

"Wij zouden dien mosselbak gaarne naar huis gevoerd hebben." "Het spijt mij, juffrouw, dat ik het niet doen kan. Ik heb eene haastige boodschap." Annah, die zeer menschlievend was, en daardoor ook beter dan hare vriendin de arme menschen verstond, zegde met haast tot den werkman, die gereed was om heen te gaan: "Het is in de Winkelstraat dat wij zijn moeten."

Och God, zie, in al mijn ongeluk ben ik nog zoo blij als een engel!... Ja, Trees-lief, want ik dacht zeker dat ik u nooit op de wereld meer zou gezien hebben!" Annah kwam bij met eene kom wijn, en hield ze aan de lippen der zwakke vrouw.

In de Winkelstraat gekomen zijnde, vroeg de man, waar de vrouwen den mosselbak hebben wilden. Annah antwoordde met inzicht: "Rijd maar door; het is verder." Ondanks dit bevel bleef hij staan voor eene kleine deur, welke Annah herkende, als zijnde dezelfde, waar zij des morgens meende in te gaan.

De man nam zijne muts van het hoofd en sprak beleefdelijk: "Juffrouwen, gij moest mij, als het u belieft, hier eens laten ingaan?" Dit oorlof hem gegeven zijnde, stiet hij de deur open en ging binnen; maar de juffers volgden hem op de hielen en drongen met hem in de kamer. Eene koude siddering schokte Annah en hare vriendin.