United States or Tajikistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dien avond waren de vijf partners van den gentleman sedert zeven uur in de groote zaal van de Reform-club bijeen. De twee bankiers, John Sullivan en Samuel Fallentin, de ingenieur Andrew Stuart, Gauthier Ralph, administrateur der Bank, de brouwer Thomas Flanagan, allen zagen zijne komst met belangstelling tegemoet.

Diens collega Andrew Stuart daarentegen was er verre van af zijn vertrouwen te deelen. De strijd werd dan ook voortgezet aan de whisttafel tusschen de heeren Stuart, Flanagan, Fallentin en Fogg. Onder het spelen spraken de spelers niet, maar tusschen de robbers herleefde het afgebroken gesprek telkens in zijn volle kracht.

Gij moet weten dat ik twintig duizend pond verlies, wanneer ik den 21sten December, kwartier voor negenen niet te Londen ben. De mailboot van New-York heb ik niet kunnen halen en daar gij mij niet naar Liverpool woudt brengen...." "En daar heb ik zeer goed aan gedaan, bij de vijftig duizend duivels der heil" riep Andrew Speedy uit, "daar ik er veertig duizend dollars bij win."

Andrew Smith mededeelde, vertelde hij mij zich te herinneren, dat hij aan de zuidoostkust van Afrika, omstreeks 100 mijlen ten oosten van de St. John's-rivier, eenige kwartskristallen had gevonden met stomp afgewreven kanten, die aan het zeestrand met kiezelzand vermengd waren. Elk kristal mat ongeveer 5 strepen in doorsnede, en had eene lengte van een tot anderhalven inch.

"Laten wij nog geen uitspraak doen," antwoordde Samuel Fallentin. "Gij weet dat onze collega zeer zonderling is. Zijne nauwkeurigheid is overal bekend. Hij komt nooit te laat, noch te vroeg. Zoo hij hier nog op het laatste oogenblik verscheen, zou het mij niet verwonderen." "En ik," hernam Andrew Stuart, die altijd zeer zenuwachtig was, "ik zou het niet gelooven al zag ik het."

"Dat is krankzinnigenwerk!" riep Andrew Stuart, die zich ongerust begon te maken over de hardnekkigheid van zijn medespeler. "Kom! laten wij liever spelen." "Geef dan nog eens," zeide Phileas Fogg, "want gij hebt verkeerd gegeven." Andrew Stuart nam de kaarten met bevende hand, maar eensklaps ze op tafel nederleggende, zeide hij: "welnu, ja mijnheer Fogg, ik wed om vier duizend pond!..."

"Ik houd vol," zeide Andrew Stuart, "dat de kansen ten gunste zijn van den dief, die zeer zeker een handig man moet zijn." "Kom, kom!" antwoordde Ralph, "er is geen enkel land, waar hij een schuilplaats zou kunnen vinden." "Nu nog mooier!" "Waar zou hij naar toe gaan?" "Ik weet er niets van," antwoordde Andrew Stuart, "maar dit weet ik wel, dat de wereld groot genoeg is."

Andrew Stuart, wiens beurt het was om te wasschen, nam de kaarten op, zeggende: "Theoretisch hebt ge gelijk, mijnheer Fogg, maar in de practijk...." "In de practijk ook, mijnheer Stuart." "Ik zou het u wel eens willen zien doen." "Dit staat aan u. Laten wij samen vertrekken."

"Bovendien moeten wij niet vergeten," voegde John Sulivan er bij, "dat wij niets van onzen collega vernomen hebben: toch ontbreekt de opgave der telegrafen niet in zijn reisboek." "Hij heeft verloren, mijne heeren," hernam Andrew Stuart, "hij heeft het honderdmaal verloren!

"Ik zou mijn vijfde gedeelte van de twintig duizend niet willen geven," zeide Andrew Stuart, zich nederzettende, "al bood men er drie duizend negen honderd en negentig pond voor." De wijzer wees op dit oogenblik twaalf minuten over half negen. De spelers hadden de kaarten opgenomen, maar ieder oogenblik keken zij op de klok. Hoe zeker ze ook waren, nooit had een minuut hen zoo lang geduurd.