United States or Cocos Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


MEVR. ALVING. Ben jij het Engstrand? ENGSTRAND. ... er was geen een van de dienstmeisjes bij de hand, en toen was ik maar zoo vrij en brutaal om te kloppen. MEVR. ALVING. Nou ja ... kom maar binnen. Wou je mij spreken? Neen ... dank u vriendelijk. Maar ik zou wel graag even den dominee willen spreken. Hm; zoo? Wou je mij spreken? Inderdaad? ENGSTRAND. Ja, ik zou zoo heel graag....

MEVR. ALVING. Neen, daaraan mag u zich niet blootstellen.... DOM. MANDERS. ... Om nog niet eens te spreken van de aanvallen, die zeer stellig op mij gericht zullen worden in zekere bladen en tijdschriften, die.... MEVR. ALVING. Al genoeg dominee; deze laatste overweging is al ruim voldoende. DOM. MANDERS. U wil dus dat het geassureerd worden zal? MEVR. ALVING. Neen, wij zullen het dan maar laten.

Hoe ik morgen met een opgewekt gemoed mijn toespraak zal kunnen houden, dat...! MEVR. ALVING. Och, dat zal wel gaan. Ja, schandaal mogen wij toch niet verwekken. MEVR. ALVING. Neen. Maar d

Ik wou een nieuw groot schilderij beginnen, maar het was of mijn kunst weg was; ik was als lamgeslagen; ik kon mij geen vaste voorstelling van iets meer maken; het duizelde voor mij ... alles draaide. O, dat was een vreeselijke toestand! Eindelijk zond ik om den dokter ... en van hem hoorde ik wat het was. MEVR. ALVING. Hoe bedoel je? OSWALD. Het was een van de eerste doktoren van Parijs.

Nooit heeft u eenigen knellenden band kunnen velen. Alles wat u in het leven bezwaarde, heeft u roekeloos en gewetenloos van u afgeworpen, als een last, waarover u zelf te beschikken had. Het behaagde u niet langer echtgenoote te zijn, en u verliet uw man. Het viel u lastig moeder te zijn, en u zond uw kind weg onder vreemden. MEVR. ALVING. Ja, dat is waar; dat heb ik gedaan.

Maar het is al die ellende ... iets ... berouw ... en dan die ontzettende angst! Angst? Wat voor angst? Wat meen je? OSWALD. O, je moet me niets meer vragen. Ik weet het niet. Ik kan het je niet beschrijven. OSWALD. Wat wil je gaan doen? MEVR. ALVING. Ik wil dat mijn jongen vroolijk zal zijn, dat wil ik. Meer champagne. Een heele flesch. OSWALD. Moeder!

MEVR. ALVING. Wacht nog maar even, straks mag je het doen. En kom jij ook hier bij ons zitten. MEVR. ALVING. En nu, mijn arme geplaagde jongen, nu zal ik den last van je ziel afnemen.... OSWALD. Jij, moeder? MEVR. ALVING ... alles wat je gewetenswroeging en berouw en zelfverwijt noemt.... OSWALD. En geloof je dat je d

En dan die onstuimige kracht en levensvolheid die in hem waren! OSWALD. En dan...? MEVR. ALVING. Nu, toen moest zoo'n levensblij kind,... want hij was nog net een kind toen toen moest hij hier gaan wonen in een provinciestad die geen vreugde te bieden had, alleen maar wat amusementen. Moest hier rondloopen, waar hij geen levensdoel had, alleen maar een betrekking.

MEVR. ALVING. Ja, dominee, d

Ik kan mij niet zooveel bezig houden met anderen; ik heb genoeg te denken over mezelf. Ik zal tevreden en geduldig zijn. OSWALD. En vroolijk, moeder! Heb ik nu alle wroeging en zelfverwijt van je afgenomen? OSWALD. Ja, dat heb je. Maar wie neemt nu den angst weg? MEVR. ALVING. Den angst? Regine zou het gedaan hebben voor een goed woord. MEVR. ALVING. Ik begrijp je niet.