United States or Ethiopia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Geruimen tijd zwegen ze, in gepeins verzonken over de vriendelijkheid en de dankbaarheid der Kenjaoe's. Marti verbrak het eerst de stilte. »Het zijn toch bijna menschen, heer!" »Maar Marti; het zìjn menschen! Brave menschen met heel veel goede eigenschappen." »Ja, heer; maar dat koppensnellen bevalt mij toch niet meer." »Dat zullen zij ook wel afleeren. Hun hart is goed en trouw.

"En durven die beesten dat nog met den mantel van godsdienst bedekken?" zeide Reede, op de tanden knersende: "wij zullen hun dat afleeren. Voorwaarts marsch, Bouke!" "Voorzichtig om 's hemels wil, of gij bederft alles," zeide Falckestein, zijn te voortvarenden vriend met stem en gebaarden terughoudende; "gij kunt te paard niet op het erf komen. Stijg af en bind uw paard vast. Gij zijt gewapend?"

"Foei!" zeide ik: "is het geld al op, dat de Jongeheer Blaek u gegeven heeft om de gangen van eerlijke meisjes te bespieden?" "Heerlijke meissies! Na doch!" zeide Simon, het hoofd schuddende. "Ja zeker eerlijk! En zoo ik mijn vader dergelijke stukjes van u verhaal, zal hij u afleeren, u met zulke knoeierij op te houden." "Khom! word dan thoch maar niet boos. Khan ik 't 'elpen?

Ha, de neusvleugels van vrouw Smul trilden van begeerte. Na haastig om zich heen gekeken te hebben, of zij wel alleen was, lichtte zij behendig het deksel van de doos en genoot van den heerlijken aanblik, dien de verrukkelijke taart opleverde. Dik kwam langzaam en onhoorbaar naderbij. "Als zij gaat snoepen, zal ik het haar eens en voor altijd afleeren," dacht hij.

Dat kind gaat zich allerlei dingen verbeelden, omdat Frits uit goedigheid met haar loopt en vriendelijk voor haar is." "Ja, het is allergekst," zei Louise, "nu, ze zal het langzamerhand wel afleeren." "Dat zal wel dienen, ten minste, maar eigenlijk moesten wij haar dan wat helpen." "Och, laten wij haar nu maar niet plagen; ik heb toch een beetje met haar te doen."

"Sta jij daar te balken?" schreeuwde een ander op Reijmeringer toetredend. "Dadelijk stil en daar vandaan! Vooruit!" Met een gevoeligen ribbestoot werd de ouderling van zijn plaats verdreven. "Nou allemaal het gat uit!" "Allo, marsch!" "We zullen je dat gekwezel wel afleeren!" "De heele kamer leeg!" De vier mannen brulden en vloekten om 't hardst.

'k weet het wel; maer 't zal nie waer zijn; ge kent me nog nie, manneke'! De geest stak zijne' vinger uit en raekte-n-er aen Jan zijn hand; maer op d'hand van Jan was 'en heel blijn gebrand. Wel Nondekeu! riep Jan, wilde gij zoo kennis mij make'? Het schijnt da ge warm handen hebt, gebuer? Maer zoo zijn we niet getrouwd, 'k Zal ouw wel afleeren. Arrê! dat is het eerste koofke!

Onder alles wat hij had moeten aan- en afleeren, scheen Frits Millioen nu ook tot het waardeeren van tafelgenot bekeerd.

"Wat ben jij voor een snaak, dat je me hier voor den gek komt houden. Kom maar eens onder mijn bereik, dan zal ik je die gekheid wel afleeren!" "Denk maar niet, dat ik bang ben om bij je te komen," zei de jongen, en sprong naar den hond toe. Toen die hem zag, was hij zóó verbaasd, dat hij geen woord kon zeggen.

Dik hielp hen met zijne krachtige armen vlug in een prachtigen appelboom, en al spoedig rolden de appels bij tientallen op den grond. Dik raapte, wat hij kon, maar nauwelijks had hij er acht in zijne diepe zakken geladen, of daar klonk de stem van Geurs. "Ha!" schreeuwde deze. "Daar heb ik ze eindelijk, die appeldieven, die schelmen! Wacht, die kunsten zal ik je wel afleeren! Trijn, mijn geweer!