United States or Cambodia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat mocht dwaas van haar zijn, maar zij zou het niet doen. Zij had te veel achting voor zichzelve, om met een man te trouwen, dien zij niet liefhad; een man, van wien zij bepaald afkeerig was. "Neen, nooit!" riep zij, op het kiezelzand aan den oever stampvoetende. "Wat nooit?" zeide een stem op eenigen afstand. Zij schrikte en zag rond.

Legden de Hervormden er zich op toe, om bij de beschouwing van den weg der zaligheid alles alléén aan God toe te schrijven, terwijl de mensch in zijne geheele bedorvenheid daartoe niets kon bijbrengen, en bij de genoegzaamheid der plaatsvervangende gehoorzaamheid van Christus ook niet behoefde; de Doopsgezinden moesten afkeerig zijn van zulk eene voorstelling, in welke zij geene drangredenen tot eenen christelijken wandel konden vinden en die eigene werkzaamheid en spanning van zedelijke krachten onnoodig maakte.

Van nature is de neger afkeerig van iederen arbeid; luieren en soezen is zijne geliefkoosde bezigheid. In plaats van de straat aan te vegen, heeft Sam zich te midden van den rommel neergezet. Hij speelt met den steel van zijn bezem, laat zijn hoofd op zijn hand rusten, en verliest zich al spoedig in het land der droomen.

Zoo weinig aantrekkelijks scheen ditmaal zijne geboortestad zelfs voor hem te hebben, dat hij bedankte voor de uitnoodiging van Frits Rosemeijer om zijne bruiloft bij te wonen. Ook werd hem ten laste gelegd dat hij afkeerig was van zijn vaderland. Waarheid is dat hij smart en ergernis gevoelde over veel wat hij er hoorde en zag en de onvoorzichtigheid had, die ergernis somtijds lucht te geven.

Bovendien is het eigenlijk nog minder uit onwetendheid, dat de boer niet wil werken en den grond behoorlijk bebouwen, maar voornamelijk uit luiheid; hij is minder dan vele anderen van zijn stand aan den sleur gehecht, en ook volstrekt niet afkeerig van verbeteringen: maar een ander moet die voor hem tot stand brengen.

Ik geef evenwel dadelijk toe, dat Esplandian slechts kost is voor den enthousiast, en ik moet den niet romantischen lezer dit werk dan ook ten zeerste ontraden. Het is niet geschreven voor de barbiers en pastoors dezer wereld, en het is te betreuren, dat zij, die den geest van zulke gedichten niet begrijpen, hun invloed gebruiken, om ook anderen ervan afkeerig te maken.

Madzy, die nooit eenig jongeling dan Seerp had leeren kennen, en hem een zusterlijke genegenheid toedroeg, leende geen afkeerig oor aan de wenschen, door haar weldoenster gekoesterd, en gewende zich als van zelve aan het denkbeeld van op Adeelastins haar dagen aan de zijde des Burchtheers te blijven doorbrengen.

~Genegen~ ziet meer op de neigingen, die uit lust of begeerte ontstaan: Men vraagt een keukenmeid, een burgerpot kunnende koken en tevens ~genegen~ eenig huiswerk te verrichten: die daar lust in heeft, er niet afkeerig van is. Bovendien kan ~genegen~ beteekenen: goedgunstig gezind, liefhebbend: De directeur is mij zeer ~genegen~. Mijn vriend is vroolijk van aard en altijd tot schertsen.

Daardoor is hij geen paedagoog. Maar had hij omgekeerd het heil van anderen op 't oog en wilde hij daartoe zelf offers brengen, dan was hij met zijn methode van »beduvel ze" een geboren opvoeder. Of is het niet onze grootste kunst, kinderen en menschen het goede te laten doen, waar ze in hun hart afkeerig van zijn? Hen smaak te doen krijgen in hetgeen hen noodig maar niet aantrekkelijk is?

En ik strijd tegen hen, ik haat hen met onverzoenlijken haat, niet omdat ik niet velen hunner als menschen zou kunnen achten, maar omdat zij ons geloof belagen en onzen Keizer zelf daarvan afkeerig maken.