United States or Mauritius ? Vote for the TOP Country of the Week !


VOEDSTER. 't Moet sterven, Aaron; zoo beveelt de moeder. AARON. Wat! moet het, voedster? dan zij ik 't alleen, Die beulsplicht oefen aan mijn vleesch en bloed. DEMETRIUS. Ik rijg de donderpad aan mijn rapier; Hier, voedster, geef; mijn zwaard maakt fluks het af. AARON. Eer tornt dit zwaard uw ingewanden op. Stil, moordgeboefte, wilt ge uw broeder dooden?

MARCIUS. Uw voorgevoel is juist; wilt gij dit zien, Zoo blik met Aaron in dit hol eens neer, En zie een gruw'lijk beeld van bloed en dood. QUINTUS. Aaron is weg en mijn bewogen hart Vergunt mijn oogen niet om dat te zien, Waarvan 't vermoeden reeds mij rillen doet. O zeg mij, wat het is; want nooit voor nu Was ik een kind en vreesde 'k weet niet wat.

Komt, komt, dat nu een elk volijv'rig zij Voor dit onthaal, dat gruw'lijker moog' blijken En bloediger dan der Centauren feest. Vlug, draagt hen binnen; ik speel nu voor kok, Opdat zij klaar zijn, als hun moeder komt. Aldaar. Een open gebouw in Titus' tuin. Lucius, Marcus en Gothen komen op, met Aaron als gevangene. Er staat een tafel gereed voor een feestmaal.

Als deze haar bij wijlen des zondags uit de kerk een bezoek brengt, de vriendschapsbetrekking is door de heusche rijker gehuwde weder aangeknoopt, als Kaatje te harent komt, het geloste bijbeltje in de hand, en Amalia dan het slot beziet, waarop zij weleer aan de knie van Kaatje staande Mozes en Aäron leerde kennen, en haar verzekert, hoe haar dat alles nog heugt, dan denkt de vrouw van Doorne, en wel mag zij: "Als gij eens wist, wat er sedert met dat boek gebeurd is, en hoe veel ik er aan ben verpligt!"

AARON. Zoo 't u behaagt! neen, Lucius, wees verzekerd, Het zal uw ziele grieven, wat gij hoort; Ik moet van doodslag spreken, moord en schennis, Van daden, zwart gelijk de nacht, afschuw'lijk, Van samenspanning, schurkerij, verraad, Voor 't hooren wreed, toch deerniswaard volvoerd; Wat alles in mijn dood begraven wordt, Tenzij, naar uwen eed, mijn kind blijft leven.

AARON. De keizerin, de vroedvrouw en gijzelf; Twee zwijgen wel, wanneer de derde ontbreekt. Ga naar de keizerin; ziehier uw boodschap; Quèk, quèk! zoo schreeuwt een big, voor 't spit gekeeld. DEMETRIUS. Wat wilt gij, Aaron? waarom deedt gij dit? AARON. Wel man, voorzichtigheid gebood die daad. Wat! zou zij leven, deze schuld verraden? Dat praatziek, dat langtongig wijf? Neen, neen!

Het spreekwoord is: to blush like a black dog. Omlaag weer met dien duivel. Aaron heeft dus gesproken van de ladder af, die hij reeds bestegen had om gehangen te worden. Hyperion. Helios, de Zonnegod. En bloediger dan der Centauren feest. In Ovidius Metamorph.

MOZES en AARON tot FARAO. Groot koning van de stranden Des Nijls! de Koning, die den scepter voert in handen Van hemel, aarde, en zee, die uwen glans verdooft, Der koningen Monarch, en aller prinsen Hoofd, Heeft ons gezonden hier. Wiens scepter of wiens kroon is Ontzienelijker als den rijksstaf Faraonis? 't Onsterflijk Wezen zelf, de Heere Zebaoth. Wie kent er nevens mij een grooter Heer of God?

Zijne tegenwoordigheid herinnerde hun de beloften der profeten en den tijd, toen Jehova de stammen regeerde door de zonen van Aäron; het strekte hun ten teeken dat God hen niet verlaten had, en leerde hen met geduld wachten op de komst van den zoon uit Judea's stam, die over Israël heerschen zou.

Zong ooit een raaf zoo zoet, gelijk een leeuwrik, Die 't heilnieuws meldt van de opkomst van de zon? Van ganscher hart zend ik mijn hand den keizer. Vriend Aaron, helpt gij mij om ze af te houwen? LUCIUS. Neen, vader! neen, die eed'le hand van u, Die zoo, zoo meen'gen vijand velde, mag Geen losprijs zijn; de mijne is goed genoeg.