United States or Mali ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tusschen Flieland en Terschelling, toen nog aaneen, groef men, tot bevordering der aanslijking, om nog al meer voordeelen te genieten, eene wijde gracht, tegen wil en raad van den verstandigen Lidlumer Abt, Gerhardus, waardoor men de woedende zee het land vernielen liet, dat noodig was te behouden ter voorkoming van de latere ellende door storm en vloed ontstaan. F. Sjoerds, Jaarb.

De daarbij aangelegde Nieuwe Bildtzijl werd echter reeds in 1655 gedamd, ten gevolge der voortdurende aanslijking, welke het mogelijk maakte, om in 1715 de Westelijke Bildt-pollen, groot 444 morgen, en in 1754 de Oostelijke Bildt-pollen, groot 126 morgen, benevens het gansche Noorderleeg, door den tegenwoordigen zeedijk binnen te brengen.

Ook werd er eene Munt opgerigt in deze zelfde stad, welke dáárdoor het aanzien van Hoofdstad van Friesland bekwam. Vervolgens voerde hij strenge bepalingen in tot herstel van de zoo deerlijk verwaarloosde zeedijken. De belangrijke aanslijking van het Bildt, welke zijn vader reeds in bezit had genomen, liet hij verpachten om bedijkt te worden.

Ook op den noordoosthoek dezer provincie werd in 1592 eene groote uitgestrektheid lands aangewonnen, doordien de Anjumer- en Lioessenser-polder bedijkt en vereenigd werd met het vroegere eilandje de Band. Doch Oost-Dongeradeel, ten opzigte der aanslijking zoo gunstig gelegen, verkreeg later een aanwas van nog grooter belang en meer gewigtig gevolg voor gansch Oostergoo. Bezuiden deze grietenij stroomde het Dokkumerdiep als een breede tak van de Lauwerszee tot aan de stad Dokkum, waar het zeewater eerst gekeerd werd door eene sluis, in 1583 aldaar van Oudzijl, bewesten die stad, overgebragt. Tusschen de dijken van dezen tak verzamelden de slibstoffen zich van lieverlede dermate, dat het vernaauwde diep den zeehandel van Dokkum niet enkel belemmerde, maar bij hooge vloeden met sterker geweld op de dijken aandrong. In 1665 en vooral in 1717 bragt dit groote schade te weeg. Daarom nam men toen op nieuw in overweging het reeds in 1584 door de naastgelegene grietenijen geopperde denkbeeld (Chb. IV 456, V 445), om het gansche diep op de grenzen der provincie af te sluiten, door bij Engwierum in den wijden mond tusschen Kollumerland en Oost-Dongeradeel een dijk met eene zeesluis te leggen. Het voorstel daartoe vond bij de Staten dien bijval, dat eerlang tot de uitvoering werd besloten. Dit werk, onder het bestuur van den bekwamen WILLEM LOR