United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Alzoo de zwarte doodendragers stilzwijgend gaan, zoo gaat zij zwijgend op de lucht, en wendt alhier aldaar heur' zwarte ravenvlucht. Wat wilt gij, duister spook! Waar gaat gij? Van wat steden zijt gij, met damp en doom en 's winters duisterheden, alhierwaards aangewaaid? Wat boodschap brengt gij? Van wat rampe of tegenspoed zijt gij de bedeman ?

De huizen tintelden van lichtjes aan de overzijde; en gansch aan 't einde van den horizont, naar 't Zuiden toe, was 't of daar ergens een vulkaan in werking was: lichtschichten flikkerden, rookkolken somberden en een machtig-zware stem kwam in doffen ondertoon tot hier verre aangewaaid: de grootsche stem van New York met al zijn duizenden, en duizenden door elkander warrelende geluiden, waar af en toe, als een noodkreet, de snerpende gil van een locomotief, of het langgerekt, klagend geloei van een stoomboot-sirene, aangrijpend uit opklonk.

Van hoog en verre kwamen zij uit het azuren zuiden aangewaaid en 't was alsof enorme grauwe zeilen meteen over de groene weiland-zee neerstreken. Het gras werd dof, de boomen versomberden, de koetjes smolten weg in nevelgrijs.

Als ik het indenk, weet ik nauwelijks van waar mij de vermetelheid is aangewaaid om hem u voortestellen. Ik vertel u nu maar niet, hoe wij in het "Wapen van Amsterdam" aan de table d'hôte dineerden. Na al dergelijke jammeren kregen wij den goeden, besten, liefdekweekenden en vriendhoudenden Robertus Nurks aan "de Bel" in de diligence.

Men had háár specialiteit waarin de stumpert 'n instrument tot veelzydige ontwikkeling meent te zien moeten eerbiedigen, pruilt zy, en ze vindt 'n lydensgenoot in 't Raadslid dat te-vergeefs 'n aangewaaid dilettantisme scheikundig trachtte te verbinden aan z'n slecht begrepen roeping als schoolopziener.

Hij was niet uit het westen aangewaaid, hij kwam eenvoudig als de schemering, maakte de stilte nog stiller, en deed de omtrekken van het land ineensmelten. Beatrice zag niet meer naar het zeewier, en vestigde al haar aandacht op dat toenemend nevelachtig waas. "Welk een merkwaardige avond!" zeide zij bij zichzelve.

Het was de dageraad. Een frisch, bijna kil windje kwam even aangewaaid, en stierf meteen, als 't ware zuchtend, uit: en plotseling stonden al die mannen en die vrouwen in 't wezenlijk grijs-roze licht van alle vroege ochtenden, en lachend groetten zij elkaar nog eens "gôen dag", als kwamen zij maar pas elkander te ontmoeten.

Verwijder u wat ik u bidden mag, edele heer! Gij kunt hem nu niet spreken; kom dezen middag, kom morgen terug, doch laat hem nu rusten." "Dat ding is, bij mijne eer, drommels loos!" zeide Van Rodenberg: "Die ziekte is hem dan al zeer spoedig aangewaaid. Zooeven nog, toen ik op de straat voorbij kwam, zong die ongelukkige man als een lijster. Ha ha! wij kennen die ziekten!