United States or Timor-Leste ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het was een zonderling mengsel van aandoenlijkheid en belachelijkheid dat stuk van eene kous, het zwarte krip, het tekstenboekje, de haarlok en Topsy's matelooze droefheid. St. Clare glimlachte, maar er stonden toch tranen in zijne oogen, toen hij zeide: "Kom, kom, schrei maar niet; gij moogt het wel hebben."

»Verschoon mij, mijnheer! het heeft wél haast!" zei nu Frits, zich over die aandoenlijkheid heenzettende, en hem het kleinood overreikend, dat Wilkinson dan ook welgevallig aannam en met kennelijke voldoening aan alle zijden bekeek, terwijl hij sprak: »Geef nu wel acht! en ik zal u het bewijs leveren, dat dit tikkertje en ik oude kennissen zijn;" al sprekende had hij even gedrukt op een bijna onzichtbaar knopje, dat in den geciseleerden als een koord gedraaiden rand, die de zware gedreven kas omgaf, verborgen was.

Het was eene vrouw zonder adel van gemoed, en die in hare amourette met Ruardi het zeer onaanzienlijk kapitaal van aandoenlijkheid, hetwelk haar door de natuur ten bruidschat was medegegeven, tot op den laatsten penning verteerd had. Dat zij gebrek leed aan het noodigste, was hare eenige aanbeveling.

Beide, mantel en lokken, maar de hermelijnen kraag vooral, schijnen van de mot te hebben geleden maar justement dat even mottige en aangetaste geven aan de koninklijkheid van Koning Artur een onmiskenbare aandoenlijkheid, die den ouden Koning met het rimpelgelaat en de bevende, groote, zwaar geaderde handen wel genegen doet zijn.

Maar dan weer, door de aandoenlijkheid van zijn verhaal bij dat bijna net zooveel uit zijn zelf-gesuggereerde denk-sleur geheven, staat plotseling één vreeselijk oogenblik, de lang weggeduwde, de diep verborgen waarheid, groot en ontzettend voor zijn oogen, en in de duisternis van de poort snikt hij zijn wee uit, om 't verloren heil ... de nutteloos uitgebloeide liefde....

Maar evengoed een uitwerking van die overvolheid met godsdienstigen inhoud is het profaneerende overvloeien van vorstenhulde in religieuze verbeelding: de vergelijking van Lodewijk XI met Jezus, van Maximiliaan met zijn vader en zijn zoon met de Drieëenheid. De vijftiende eeuw vertoont de sterke godsdienstige aandoenlijkheid in een dubbelen vorm.

Dat alles is van een wonderlijke aandoenlijkheid, die niet onder woorden te brengen is, zoo een geluk in den hoek van een rommelkast, zoo een bijkans onopgelet komen van leven, zoo een volkomen opoffering van een dier, waarvan we niets weten, nooit iets weten zullen, waarvan we alleen voelen dat het zuiver-gelukkig is, onaantastbaar, goddelijk gelukkig, zóó geheel overgegeven aan dat geluk, dat het wel niet mogelijk lijkt een equivalent bij menschen te vinden, bij menschen die op straten gaan, bij menschen die in kamers zitten, bij menschen die loome hoofden in handen steunen, bij menschen die elkander met glazen oogen bespieden, de een ijverzuchtig op het evenwicht van den ander, evenwicht dat zij geluk genoemd hebben, bij menschen die gekomen zijn tot weten van veel dingen.

Zijn Wilde Eend is het drama van de kleine burgerlieden . De last van het leven wordt in het verhaal gedragen door de illusie van twee vrouwen; de eene vrouw is laag bij de grond, en het leven gaat over haar heen zonder haar een andere impressie te geven dan dat zij moet voortgaan te zorgen en te slaven voor haar gezin; de andere is het kind, het jonge meisje, in den eersten bloei van fantasie en aandoenlijkheid; en aan het leven dat haar verdrukt en vernietigt, geeft ze al bij de eerste aanraking haar uiterste van opoffering en toewijding.

Eensklaps begon zij te schreien. 't Was geen aandoenlijkheid van ziel; maar een hoop, met zwaarmoedigheid gemengd; 't was haar toestand van dien oogenblik. Zij gevoelde onduidelijk iets verschrikkelijks. Gewis zweven de zaken in de lucht.

Deze laat hen nooit tranen vergieten, gene doet hen rijkelijk weenen, en dat is geenszins het gevolg van de kracht en de verdienste van die kunst, het is alleen te wijten aan de groote aandoenlijkheid der vromen.