United States or Heard Island and McDonald Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Van de schepen welke in de 17e eeuw hebben behoord tot de navale macht der Oost-Indische Compagnie, is geen ander zoo bekend geworden en gebleven als het jacht "de Sperwer". Vaartuigen der Compagnie bleken zoo vaak niet bestand tegen de stormen welke in de gevaarlijke wateren van Oost-Azië voorkwamen, dat het buiten den kring van belanghebbenden nauwelijks zal zijn opgemerkt toen dit jacht in 1653, op zijne reis van Formosa naar Japan, de haven van bestemming niet bereikte.

Deze witte man, die door den koning als een "geest" beschouwd werd, die van veel waarde was, werd niet gedood, maar, hoewel aan het hof gevangen gehouden, werd hij daar met vriendelijkheid en zekere eerbewijzen behandeld. Gedurende 27 jaren heeft hij den koning als raadsman in allerlei zaken gediend." "In 1653 verliet een ander schip het eiland Texel, ook bestemd voor Japan.

"Dat beloof ik u, Karel," antwoordde de Prins, en de kamerdienaar begon: "Het was in den zomer van het jaar 1653, dat Hare Koninklijke Hoogheid de Prinsesse Royaal met Uwe Hoogheid, die toen derdehalf jaar oud was, naar Breda was gereisd, om U als baron dier stad te doen huldigen.

Joan, de oudste der twee gebroeders, door wie de firma gedreven wordt, is afwezig: hij moet heden "aen Schepensbank zitten;" want de Blaeuen, al zijn zij boekdrukkers en boekverkoopers, worden onder de Amsterdamsche Patriciërs gerekend: zij zijn vermaagschapt met de Hoofden, de Graeven en wat de stad aanzienlijkst rekent; Joan Blaeu was in 1653 een der vijf Gecommitteerden, aan wie de Regeering de zorg had opgedragen de stad te beschermen tegen een aanval van Graaf Willem Frederik, waarvoor men, hoezeer dan zonder grond beducht was.

Lang heeft "de Sperwer" niet te Taijoan gelegen; na zijne lading te hebben gelost en een nieuwe voor Japan te hebben ingenomen, lichtte schipper Reijnier Egberts den 29en Juli 1653 het anker voor de reis naar Nagasaki . Toen het jacht daar niet kwam opdagen en geen enkel bericht of gerucht over zijn wedervaren werd vernomen, lag de veronderstelling voor de hand dat het met man en muis was vergaan in den storm die kort na zijn vertrek was opgestoken, zoodat de Compagnie het verlies van dit hechte schip met zijne lading had te boeken en het "costelijck volck", sterk 64 koppen, was omgekomen.

"Cette île, qui n'est connue des Européens que par le naufrage du vaisseau hollandais Sparrow-hawk en 1653, était,

Ik ben het verhaal gevolgd in den Hollantsche Mercurius van 1652, III 82, nagenoeg overeenkomende met BRANDT, Leven van de Ruiter, Amst. 1701, 27 en DE JONGE, Zeewezen, II a 53. Nadat JOHAN DE WITT in 1653 Raadpensionaris van Holland was geworden, deed hij moeite dezen oorlog te doen eindigen, hetgeen eerst in 1654 gelukte.

Naer dat wij bij d'Ede Hr gouverneur generael en d' E. E. Hren raden van India naer Taijoan waren gedestineert, soo sijn op den 18en Junij 1653 met bovengenoemde Jacht vande rheede van Batavia 't zeijl gegaen, op hebbende d' E: Hr Cornelis Caeser om 't gouvernement van Taijoan, Formosa, met den aencleven van dien te becleden, tot vervangh van d' E: Hr Niclaes Verburgh regeerende gouverneur aldaar.

De seven Nederlanderen daer in ons voorig schrijven Uwe Edle eerbiedig van verwittigt is, ende zedert den jare 1653 mits het verongelucken van 't jacht de Sparruwer op 't lant van Correa gehouden zijn, gaen nu met Buijenskercke over en zijn genaemt Jacob Lampen van Amsterdam, adsistent, Hendrik Cornelissen van Vreelant, schieman, Jacob Jansen van Flekeren, quartiermeester, Zandert Baskit van Liet, bossr, Anthony Uldriksen van Grieten, matroos, Jan Jansen Spelt van Uijttrecht, hooplooper en Cornelis Arentsen van Oosta'pen .

Wahrhaftige // Beschreibungen // dreyer mächtigen Königreiche/ // Japan, // Siam, // und // Corea. // Benebenst noch vielen andern/ im Vorbe-//richt vermeldten Sachen: // So mit neuen Anmerkungen/ und schönen // Kupferblättern, // von // CHRISTOPH ARNOLD/ // vermehrt/ verbessert/ und geziert. // Denen noch beygefüget // JOHANN JACOB MERKLEINS/ // von Winsheim,/ // Ost-Indianische Reise: // Welche er im Jahre 1644 löblich angenommen/ und im // Jahre 1653 glücklich vollendet. // Samt einem nothwendigen Register. // Mit Röm.